Wandeling E - "Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog" (16km)
deel 4 "Stadsdriehoek"
NS Station Rotterdam Blaak Metro station Blaak Tramhalte lijn 21 <4> We komen nu op de Binnenrotte waar tijdens de oorlog het spoorwegviaduct liep. Hier was ook het Beurstation. Ook het station liep schade op tijdens het bombardement en werd na de oorlog vervangen door een bescheiden station Rotterdam Blaak. Het viaduct is in 1992 gesloopt en vervangen door een spoortunnel. Nu wordt op deze plek 3 maal per week markt gehouden. Links zien we de achterzijde van de Laurenskerk. Deze werd tijdens het bombardement van 10 mei 1940 zwaar beschadigd. Alleen een paar muren en de kerktoren stonden nog overeind. Na de bevrijding was er nog enige discussie over sloop of restauratie. Uiteindelijk werd in 1953 begonnen met de restauratie van de oudste kerk van de stad (1449). We lopen schuin naar rechts richting de ingang van de Bibliotheek. Daar slaan we linksaf de Botersloot in. Links zien we het gebouw waar de telefooncentrale is gevestigd. Tijdens de bezetting was hier naast de telefooncentrale ook de radiodistributie voor Rotterdam gevestigd, een soort kabeldienst voor radio, die door de PTT (de voorloper van KPN) werd geleverd. Naast het doorgeven van landelijke radioprogramma's konden er ook locale mededelingen worden doorgegeven. Abonnees hoefden niet zelf een kostbaar radiotoestel aan te schaffen en de ontvangst was vaak beter dat van een eigen radio-ontvanger. Nadat de Duitse bezetter het bezit van eigen radiotoestellen verbood - om het luisteren naar de Britse BBC programma's te verhinderen - nam het aantal abonnees op de radiodistributie toe. Op dinsdag 5 september 1944, een dag die de geschiedenis in zou gaan als "Dolle Dinsdag", kreeg het verzet de opdracht uit Londen om de centrale binnen te vallen en een bericht voor te lezen, waarin de bevolking werd opgeroepen om rustig te blijven en zich te houden aan de Duitse bepalingen van het standrecht. Dit alles in afwachting van de op handen zijnde bevrijding. Dit lukte zonder veel problemen. Na afloop van de mededeling riep een aanwezige in de studio, hoorbaar voor de luisteraars: "Rotterdam is vrij!". Dit versterkte de hoera-stemming in de stad, die samenging met een aanzwellende geruchtenstroom over naderende Canadese en Britse troepen. Het bleek allemaal nergens op gebaseerd, want de geallieerden kwamen niet verder dan Antwerpen. Veel NSB'ers en Duitsers namen de geruchten ook serieus en kozen het hazenpad. Onder hen ook het voormalig raadslid Gerrit van Burink, die een veilig heenkomen zocht in Twello. We lopen door over de Botersloot en zien vervolgens aan onze rechterhand aan het plein Nieuwe Markt, de oude Gemeentebibliotheek. Het gebouw had het bombardement van mei 1940 overleefd. Generaal Winkelman, de opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten had van de regering, die in ballingschap naar Londen was uitgeweken alle regeringsbevoegdheden overgedragen gekregen. Kort na de capitulatie bleef hij in die rol actief. Hij benoemde een Rijkscommisaris voor de Wederopbouw met bijzondere aandacht voor Rotterdam, dr. J. Ringers. Daarmee stond de gemeente bij de wederopbouw aan de kant. Hij stelt de Adviesdienst Stadsplan Rotterdam in en maakt stadsarchitect Witteveen hoofd van deze dienst. Het ASRO wordt gevestigd in de oude bibliotheek, omdat de gebouwen van gemeentewerken (met archieven) waren verwoest. Mei 1942 verhuisde de dienst naar het Atlanta-hotel aan de Coolsingel. Het ASRO ging voortvarend aan de slag. Witteveen had zelfs een bed op zijn kantoor, zodat hij op het werk kon slapen. Na enkele maanden kon men al een eerste schets presenteren aan Rijkscommissaris Seyss-Inquart, die de stad bezocht. Het wederopbouwplan zou gedurende de hele bezetting een bron van discussie blijven. Witteveen wilde de essentie van het oude Rotterdam behouden, maar wel met verbeteringen, qua verkeersdoorstroming. De oude binnenstad was een wirwar van stegen en sloppen, die ongeschikt was voor het moderne verkeer. Ontwerpen daarvoor waren al in de jaren voor de oorlog gemaakt, maar de uitvoering stuitte op financiële procedurele hindernissen. Door de grote verwoestingen van 1940 en het besluit van Ringers om alle getroffen percelen te onteigenen, diende zich een unieke kans aan om alle vooroorlogse stedenbouwkundige problemen in een klap op te lossen. Witteveen schreef niet alleen het stratenplan voor (2 dimensies), maar gaf ook voorschriften voor het nogal traditionele gevelbeeld (3e dimensie). Ook koos hij vrijwel uitsluitend voor gevestigde architecten, als coördinatoren voor delen van het stadscentrum. Voor architecten was hierdoor weinig eer meer te behalen en moderne architecten hadden helemaal het nakijken. Dit leidde tot veel discussie, die niet wilde vlotten, niet in de laatste plaats door Witteveen's starre houding, die geen inmenging duldde. Witteveen raakte overspannen en Ringers werd geïnterneerd als gijzelaar. Hierna werd de industrieel Van der Leeuw benoemd als gemachtigde van Ringers en werd Witteveen eervol ontslagen. Van der Leeuw was een voorstander van moderne architectuur en met hem werden vooral moderne architecten ingeschakeld. Het stratenpatroon van Witteveen kon niet meer ingrijpend worden aangepast. Het basisplan van zijn opvolger Van Traa uit 1946, stoelde grotendeels op Witteveen's werk. De architectonische invulling kon wel anders, waardoor Rotterdam een geheel nieuwe en vooral moderne aanblik kreeg na de wederopbouw. Inmiddels is in het gebouw het Nationaal Onderwijsmuseum gevestigd. We lopen de Botersloot uit tot de Meent en slaan linksaf. We lopen tot over de brug en slaan dan rechts af, het Haagse Veer in. Na 500 meter ligt er een pleintje aan de linkerhand, het Raamplein. We steken het pleintje schuin over en lopen de Raamstraat in, gaan onder de loopbrug door en komen zo bij de ingang van het Hoofdbureau van Politie. Het Hoofdbureau van Politie, was tijdens het bombardement van mei 1940, zwaar beschadigd, maar kon vrij snel worden hersteld. Bij het uitbreken van de oorlog was Louis Einthoven, korpschef, maar hij ging kort na de capitulatie met groot verlof, om zich te kunnen wijden aan zijn werk voor de Nederlandsche Unie, waarvan hij één van de oprichters was. De Unie was een beweging, die uitging van de dominantie van Duitsland, maar binnen die omstandigheden streefde naar een maatschappij van nationale samenwerking, harmonie en sociale rechtvaardigheid. De Unie was negatief over de parlementaire democratie en had een meer corporatistisch maatschappijbeeld: ze zocht naar harmonische samenwerking tussen maatschappelijke groepen. De Unie was bereid om samen te werken met de Duitsers en nam in de kwestie van de jodenvervolging op zijn best een ambivalente houding aan. De Unie probeerde een alternatief te zijn voor de NSB en werd als enig toegestane politieke beweging naast de NSB zeer populair. Toen de Unie in 1941weigerde de Duitse inval in Rusland te steunen werd ze verboden en ontbonden. Einthoven kon niet meer terugkeren in politiedienst en werd in 1942 zelfs geïnterneerd als gijzelaar in St Michielsgestel, vanwaar hij in 1944 wist te ontsnappen. Einthoven was in 1940 vervangen door de opportunist Roszbach, als waarnemend korpschef. Om in het gevlij van de Duitsers te komen, werd hij zelfs lid van de NSB en voer een pro-Duitse koers. Toch werd hij nooit echt korpschef. Dat werd in 1942 de NSB'er Boelstra. Onder Roszbach en Boelstra gingen een grote groep politiemensen zich ook pro-Duits opstellen, hetgeen de samenhang van het politiekorps nadelig beïnvloedde. In de loop van de oorlog liep de personeelssterkte terug en gingen ook vaderlandslievende politiemensen onderduiken of in het verzet. Door de toenemende schaarste nam de criminaliteit toe en het normbesef onder de bevolking af. In 1944 werd de politie bovendien ontwapend en kwam van surveilleren steeds minder terecht. Binnen de politie was door Boelstra een inlichtingendienst geformeerd met pro-Duitse politiemensen. Vanaf 1941 stond deze dienst onder leiding van J. Breugem, die berucht zou worden door zijn fanatieke jacht op tegenstanders van het Duitse regime. In 1942 werd de dienst opgeheven ingedeeld bij de recherche als aparte eenheid: Groep 10. Deze viel direct onder korpschef Boelstra. In opdracht van de Duitsers opende deze afdeling de jacht op anti-Duitse elementen, joden, onderduikers en hun helpers, ontduikers van de arbeidsinzet of krijgsgevangenschap, luisteraars naar de radio en nog vele anderen. Voor het oppakken van joden kregen de agenten "kopgeld". Er werden zo'n 1000 joden gepakt. Ook had Groep 10 undercover agenten in het verzet ("Loenenaars" of V-männer). De groep was meedogenloos in haar opsporings- en verhoormethoden en bestond uit 30 mensen. Leden van Groep 10 waren een favoriet doelwit voor liquidaties van het verzet. Na "Dolle Dinsdag" (5/9/44) werd de groep overgeheveld naar het Fahndungskommando van de Sicherheitspolizei. In 1944 zaten er op het politiebureau verzetsmensen gevangen, die dienden als zogenoemde Todeskandidaten, die konden worden geëxecuteerd als repraisaille na aanslagen op Duitsers of collaborerende Nederlanders door verzetsmensen. Op 24 oktober bevrijdde het verzet 43 van die gevangenen uit het politiebureau door zich voor te doen als SS'ers. De bevrijdde gevangen kunnen het niet geloven en denken dat ze worden afgevoerd naar hun executie. Als ze hun bevrijders herkennen als verzetslieden, denken ze eerst dat die zijn overgelopen naar de Duitsers. Bij de actie worden ook een paar gewone criminelen bevrijd. Eén van hen wil een slaatje slaan uit zijn, door deze actie opgedane kennis van het verzet. Het verzet besluit hem te liquideren. Dat lukt op straat maar half en later wordt hij in het Coolsingelziekenhuis definitief uit de weg geruimd. Als vergelding voor de bevrijdingsactie worden diezelfde dag 4 gevangenen door de Duitsers geëxecuteerd. Voor deze oorlogslachtoffers is een herdenkingsmonument opgericht aan één van de kolommen in de kolonade van het bureau. Op 12 maart 1945 werden op de Pleinweg in Rotterdam Zuid 20 Todeskandidaten gefusilleerd voor een liquidatie van een Ordnungspolizist en die van een SD'er en een Nederlandse helper. Op op het Hofplein werden die dag 20 mensen doodgeschoten. Als we aan het eind van het politiebureau komen en we om de hoek kijken, zien we in de verte het kunstwerk dat de contouren van de Delftsche Poort weergeeft. Deze 18e eeuwse stadspoort stond aan het Hofplein, maar werd vanaf 1939 verplaatst naar een nieuwe locatie aan het Pompenburg. Tijdens het bombardement van 1940, was de herbouw in volle gang. De poort werd volledig verwoest. Het kunstwerk dateert uit 1990 en markeert de nieuwe locatie van de poort. We lopen door, het Doelwater uit en komen op de Coolsingel. We slaan linksaf. Tramhalte lijn 21, 23 Metro Stadhuis We staan nu voor het stadhuis. Bij het uitbreken van de oorlog was de liberaal P.J. Oud burgemeester van Rotterdam. Hoewel Oud tot begin 1941 in functie bleef werden zijn bevoegdheden en die van het college van B&W steeds verder uitgehold. In juli 1940 werden de twee communistische en één Radicaal-Socialistisch gemeenteraadslid uit hun functie verwijderd. Zij doken onder in het verzet. In december moesten ook de joodse raadsleden hun zetel afstaan. In de raad zorgde het raadslid Van Burink, voortdurend voor ordeverstoringen. Deze voormalige communist was op een eigen lijst gekozen, maar was toegetreden tot de NSB. In juli 1941 werd Van Burink na een ordeverstoring uit de raad verwijderd. Uit wraak drong hij op 24 juli met 14 kameraden de burgemeesterskamer binnen. De kamer is aan de rechterzijde van het stadhuis op de hoek op de eerste etage en steekt wat uit boven het standbeeld van Van Oldenbarnevelt. Daarbij liep Oud klappen op en werd met een nep Vrijmetselaarsvoorschoot met van Burink gedwongen op de foto gezet. Dit was voor Oud aanleiding om af te treden als burgemeester. Dat ontslag was toch onafwendbaar geworden, door de spanning die ontstond tussen Oud's eigen standpunten en de maatregelen die hij moest nemen onder Duitse dwang. Hij werd opgevolgd door de NSB'er Müller. Deze werd op 10 oktober 1941 geïnstalleerd. Bij die gelegenheid hield loco-burgemeester De Zeeuw een zeer kritische toespraak en liet deze de ambtsketting door een bode bij Müller aanreiken, hetgeen een belediging voor Müller moet zijn geweest. Ondanks zijn kritische toespraak, werd na de oorlog De Zeeuw door zijn sociaal-democratische partijgenoten kwalijk genomen dat hij aan de plechtigheid had deelgenomen. De Zeeuw kreeg na de oorlog geen politieke functies meer aangeboden. Onder Müller werd Dijkhuis aangesteld als persoonlijk secretaris. Deze zorgde voor het stelselmatig benoemen van NSB'ers op belangrijke ambtelijke functies. Ook werden er zogenoemde vertrouwensmannen binnen alle diensten aangewezen, die de Müller en Dijkhuis op de hoogte moesten houden van de ontwikkelingen in hun dienst. In april 1942 werden alle wethouders vervangen door NSB'ers. Dijkhuis werd zelf ook wethouder - van Algemene Zaken en personeel. De gemeenteraad was al in september 1941 op non-actief gezet. Op 7 mei 1945 werden Müller en Dijkhuis gearresteerd door de Binnenlandse Strijdkrachten en over straat afgevoerd naar het politiebureau. De büste van Adolf Hitler werd uit de burgemeesterskamer verwijderd en het portret van de koningin werd weer opgehangen. Op dezelfde dag wordt burgemeester Oud, die de bezetting onopvallend in zijn woonhuis in Kralingen heeft doorgebracht, onder luid gejuich weer verwelkomd op het stadhuis Aan de overzijde van de Coolsingel ligt nu het stadhuisplein. Tijdens de bezetting was dit door het bombardement een kale vlakte geworden. In 1943 wordt dit terrein door het Gemeentelijke Oogst- en Landbouwbedrijf in productiegenomen voor het telen van tarwe, aardappelen en groenten. Ook andere locaties in parken en plantsoenen (Vroesenpark, Statensingel, Mijnsherenlaan, en Museumpark) worden landbouwgrond teneinde de voedseltekorten te bestrijden, die zich met name tijdens de hongerwinter van 1944/45 deed gelden. In totaal werd hierdoor jaarlijks 2,6 miljoen kilo opbrengst behaald. In de gevel van het Stadhuis zijn in het midden bovenin ook de gemeentewapens te zien van door Rotterdam geannexeerde gemeenten. Drie van die gemeenten zijn tijdens de bezetting geannexeerd: IJsselmonde, Overschie en Hillegersberg. De reden was de woningnood, die was ontstaan door de oorlogsschade. Op het grondgebied van deze buurgemeenten, konden dakloos geworden Rotterdammers door inkwartiering of in noodwoningen worden gehuisvest. In Overschie werd het nooddorp Landzicht gebouwd, in IJsselmonde staat nu nog steeds het nooddorp Smeetsland. Naast het stadhuis staat het postkantoor. Op 11 mei 1940 sloegen de hier gestationeerde Nederlandse troepen op de vlucht, vanwege geruchten dat de Duitsers zouden oprukken over de Coolsingel. Voor ze vertrokken sloegen ze de telefooncentrale stuk, zodat de verbindingen met het hoofdkwartier in Den Haag werden verbroken. Die konden pas de volgende middag worden hersteld. We steken de Coolsingel over Tegenover het Postkantoor staat nu het kantoorgebouw "De Utrecht". Een monument markeert de plaats waar op 20 februari 1945 10 Todeskandidaten op straat werden doodgeschoten als represaille voor de aanslag op een SD-functionaris en een Nederlandse helper. De lijken bleven nog lange tijd liggen als afschrikwekkend voorbeeld. We lopen verder de Coolsingel af en komen bij het Beursgebouw aan de linkerhand, op de hoek met het Beursplein. In het Beursgebouw (en op een aantal andere locaties in de stad) werden 9 november 1944 de mannen bijeengedreven, die waren opgepakt tijdens de Razzia van Rotterdam. Op 17 september 1944 begonnen de geallieerden met operatie 'Market Garden'. In heel Nederland gingen op dat moment de werkers van de Nederlandse Spoorwegen in staking. Uit vrees dat spoedig anderen ook gehoor zouden geven aan deze verzetsdaad, werd besloten om 600.000 'arbeitsfähige' mannen (van 17 tot en met 40 jaar) uit West-Nederland weg te voeren en in te zetten in de Duitse oorlogsindustrie, die mankracht tekort kwam. Door middel van razzia's zouden de mannen bijeengebracht worden. In de avond van 9 november 1944 werd Rotterdam door zwaarbewapende Duitse troepen (8.000 man) omsingeld. Alle belangrijke pleinen en bruggen werden bezet en het telefoonverkeer werd afgesloten. Eerst werd de razzia in de buitenwijken uitgevoerd, daarna in het centrum. Het was een goed georganiseerde operatie, waardoor ontsnapping nagenoeg onmogelijk was. Een belangrijke verzamelplaats was het naast het beursgebouw ook het Feyenoordstadion. In de loop van 10, 11 en 12 november 1944 werden naar schatting 50.000 Rotterdamse en Schiedamse mannen weggevoerd. Ongeveer 20.000 gingen te voet, 20.000 in Rijnaken en 10.000 per trein. Van hen werden 10.000 tewerkgesteld in het oosten van Nederland, de rest ging naar 'Arbeitslager' in Duitsland. De "vangst" viel ook de Duitsers erg mee. Zij spraken van große Meldungsfreudigkeit bij de Rotterdammers. Later heeft m.n. de regering in ballingschap zich hier negatief over uitgelaten via radio-uitzendingen. Dit als waarschuwing met het oog op herhaling in andere steden. Aangezien Rotterdam de eerste stad was waar een grote razzia plaatsvond was het verrassingselement en de overrompeling groter dan elders. Ook was de uitvoering van de razzia uiterst effectief geweest. Bij grote razzia's in Den Haag (21 november) en Haarlem (6 en 7 december) waren minder succesvol. Razzia's in Amsterdam en Utrecht werden niet uitgevoerd. <5> Tramhalte lijn 8, 21, 23, 25 Metro Beurs We lopen door over de Coolsingel tot de stoplichten van het Churchillplein Rechts zien we het kantoor van ABNAMRO. De bouw hiervan werd al in in 1941 gestart op de locatie van het Coolsingelziekenhuis. De bouw werd stilgelegd op last van de Duitsers, die noodzakelijke materialen en mankracht wilden inzetten voor militair noodzakelijke projecten zoals de Atlantikwall. In 1946 werd het gebouw voltooid. De oriëntatie van het gebouw laat het oorspronkelijk verloop van de Coolsingel zien, die aansloot op de Schiedamse Vest. In het wederopbouwplan van Van Traa uit 1946 werd dit veranderd en sloot de Coolsingel aan op de Schiedamse Dijk. Daar stond - waar nu het Maritiem Museum staat - De Bijenkorf van de architect Dudok uit 1927. Het pand was beschadigd, maar niet onherstelbaar en werd nog jaren gebruikt. Het Basisplan van 1946 voorzag echter in een venster op de rivier vanaf de binnenstad. Hiervoor moest de Bijenkorf gesloopt worden. Met dat venster op de rivier is het nooit veel geworden. De bouw van het Martiem Museum heeft het idee definitief om zeep geholpen. We steken bij de stoplichten de Westblaak over en dan linksaf de Schiedamsedijk over en lopen langs het museum de Blaak op. Voorbij het museum ligt het plein 1940. Midden op het plein staat het beeld "Verwoeste Stad" van de Russisch-Franse kunstenaar Ossip Zadkine. Het beeld is door Zadkine gemaakt nadat hij geconfronteerd was geworden met de gevolgen van de bombardementen op de Franse havenstad Le Havre en later ook op reis met die in Rotterdam. Hij maakte in 1947 een ontwerp voor een Monument voor een Verwoeste Stad. Het werd op diverse plaatsen tentoongesteld. De directie van de Bijenkorf koos het ontwerp uit om het als monument te kunnen schenken aan de stad Rotterdam, zodat de herinneringen aan de verschrikkingen van het bombardement van 1940 ook voor toekomstige generaties levend worden gehouden. De Bijenkorf had in de oorlog veel joodse medewerkers verloren. De directie wilde dit aspect echter niet de nadruk geven en het als symbool van het leed van alle Rotterdammers. Om deze reden en om de verdenking van commerciële motieven te voorkomen bleef de oorsprong van de gift 25 jaar geheim. Op 15 mei 1953 werd het monument op deze plaats onthuld. Volgens de schenkingsvoorwaarden mag het beeld alleen hier staan. Het gat in het lichaam van het beeld verbeeld dat de stad door het oorlogsgeweld in het hart is getroffen.
|
Wandeling E | ||
vorige | Overzicht |
© Eddy le Couvreur, 2009
laatst bijgewerkt: 10-03-2015