<1>
NS Station Rotterdam Centraal
Metro Centraal
Station
Tramhalte
lijnen
4, 7, 8 en 20, 21, 23, 25
Het oude Centraal Station is in
1957 in gebruik genomen en was van de hand van Sybold van
Ravestein. Het gebouw is inmiddels in 2008 gesloopt om
plaats te maken voor een nieuw Rotterdam Centraal, ontworpen
door de architecten Benthem, Van Schooten en Geuze. Het
station zal in 2013 gereed zijn. De verbouwing van het
Centraal Station tot een hoogwaardig knooppunt, waar Hoge
Snelheidslijn, Randstadrail, metro, tram, bus en natuurlijk
de NS-trein samenkomen is een van de nationale Nieuwe
Sleutelprojecten op het gebied van infrastructuur en
planologie. Voor 1957 stond op deze plaats het
kopstation Rotterdam Delftsche Poort, afgekort DP, als
eindpunt van de lijn Amsterdam-Rotterdam. Eind 19e eeuw werd
het station uitgebreid met doorgaande sporen naar Dordrecht.
Tijdens het bombardement van 14 mei 1940 raakte het station
beschadigd, maar kon na herstelwerkzaamheden weer in gebruik
genomen worden. De treinen bleven rijden tot de
Spoorwegstaking die in september 1944 begon en tot het einde
van de oorlog in mei 1945 zou duren. Aan de spoorwegen en
haar medewerkers zijn na de oorlog verwijten gemaakt, dat
zij lang (volgens sommigen te lang) hebben meegewerkt aan
met name transporten van Joden naar vernietigingskampen en
troepentransporten. De NS directie had na de oorlog als
verweer, dat een staking ook de voedselvoorziening voor de
eigen bevolking zou treffen en dat de veiligheid van de ruim
30.000 medewerkers bedreigd zou zijn als niet iedereen mee
zou doen. Bovendien riep de regering in ballingschap - om
dezelfde redenen - pas in september 1944 tot een staking op.
Die oproep werd ook gevolgd. Veel stakers moesten
onderduiken. De regering deed haar oproep in de
veronderstelling dat de slag bij Arnhem een succes zou
worden en de bezetting snel ten einde zou zijn. Dat bleek
niet zo te zijn. De spoorwegstaking heeft de
voedselschaarste in de winter van 1944-45 versterkt.
Troepentransporten werden voortgezet met Duits
spoorwegpersoneel.
We lopen naar rechts richting
Groothandelsgebouw en vervolgens links om het gebouw het
Weena op.
Aan het Groothandelsgebouw is
van
1948 tot 1952 gebouwd. Het moest het, door het bombardement
van 1940 ontstane, tekort aan bedrijfsruimte lenigen. Aan
het buitenland had men het idee ontleend om een
bedrijfsverzamelgebouw te bouwen hetgeen de huurkosten
(vanwege de gemeenschappelijke voorzieningen) zou kunnen
drukken. Het gebouw staat op de locatie waar in 1940 nog de
oude Diergaarde stond. In 1939 was al begonnen met de aanleg
van een nieuwe diergaarde bij de wijk Blijdorp aan de andere
kant van het spoor. Tijdens het bombardement was de oude
Diergaarde nog in gebruik. Al voor het grote
bombardement van 14 mei 1940 liep de Diergaarde op 12 mei
een aantal voltreffers op door bommen, die voor het station
DP waren bedoeld. Hierbij kwam een aantal dieren om en een
aantal ontsnapte. Dat gegeven heeft later tot grote
mythevorming geleid met verhalen over zeehonden die in de
singels zwommen en apen in de dakgoten. Veel treuriger is
het feit dat de het Nederlandse leger opdracht gaf om
gevaarlijke roofdieren af te maken, vanwege het gevaar dat
ontsnappingen bij nog komende bombardementen zou opleveren.
Met tranen in de ogen moesten de oppassers aanzien hoe 7
leeuwen, 9 tijgers, 4 panters, 3 jaguars en 2 beren werden
doodgeschoten. Na de capitulatie van Nederland op
15 mei 1940 is de dierentuin vervroegd verhuisd naar de
nieuwe locatie in Blijdorp, die op dat moment nog in
aanbouw was.
We
lopen het Weena uit, steken bij de stoplichten de
Henegouwerlaan over en wandelen verder over de
Beukelsdijk.
Op nr. 91 zit het City College, voorheen
het Franciscus college, een Rooms-Katholieke HBS.
Hier was tijdens de bezettingsjaren het Rotterdamse
hoofdkwartier van de Ordnungspolizei gevestigd.
Deze werd vanwege de groene uniformen ook wel de Grüne
Polizei genoemd . In de Bruijnstraat in het westen van de
stad was een slaapverblijf voor de manschappen. De
Ordnungspolizei was in 1936 in Duitsland gevormd uit de
regionale korpsen, omdat de Nazi's de politie wilden
centraliseren. De Orpos deden de ordehandhaving op straat,
terwijl de Sicherheitspolizei, de Sipo's, zich op
tegenstanders van de politieke orde richtte. In Rotterdam
was de Ordnungspolizei door haar beperkte omvang niet in
staat zelf de dagelijkse orde op straat te handhaven. Dat
werd overgelaten aan de Rotterdamse Gemeentepolitie. De
Ordnungspolizei werd met name ingezet bij het uitvoeren van
razzia's, bewaken van jodentransporten en het
arresteren van verzetslieden.
De wandeling gaat verder over de
Beukelsdijk. Na enkele honderden meters komen we bij het
G.W. Burgerplein. We slaan het plein rechtsaf in en houden
links aan. Op de verste linker hoek...
... op nr. 1 was het Front van Nering en
Ambacht gevestigd. Dit was een NSB organisatie voor
middenstanders en ambachtslieden. De NSB had meer van dit
soort onderorganisaties,
die tot taak hadden de samenleving harmonisch op
Nationaal-Socialistische wijze te organiseren. Vanaf mei
1941 stond de Zuid-Hollandse afdeling onder leiding van
Gerrit van Burink. Van Burink had daarvoor een nogal bewogen
politiek bestaan achter de rug. Hij was begonnen in
Nederlands Indië als Sociaal-Democratisch onderwijzer. Nadat
hij in Indië ongewenst persoon was verklaard kwam hij naar
Nederland en werd lid van de Communitische Partij Nederland.
Hij schopte het tot secretaris van de Rotterdamse afdeling
en gemeenteraadslid. Met zijn rumoerige optreden werd hij
populair onder de arbeiders. Hij kreeg ruzie en werd lid van
de afsplitsing Communistische Partij Holland - Centraal
Comité. Zijn optreden bleef agressief (verbaal en fysiek) en
leidde tot veel incidenten in de raad. De CPN beraamde een
aanslag op hem, die werd verijdeld. In 1930 werd van Burink
lid van de Radicaal-Socialistische Partij, die hij twee
raadszetels bezorgde in 1931. In 1932 werd hij uit de partij
gezet vanwege fraude en fascistische sympathieën en vanwege
zijn contacten met het Verbond voor Nationaal Herstel,
alsmede zijn activiteiten voor de Nationale
Werknemersvereniging, een club van stakingsbrekers. De
laatsten werden in 1935 opgenomen in de NSB. Van Burink
bleef onafhankelijk in de raad. In 1940 werd het spannend
voor hem, want hij wist niet hoe de Duitsers zijn
communistische verleden zouden waarderen. Hij bleef
onstuimig en werd in juli 1941 door Burgemeester Oud uit de
gemeenteraad verwijderd. Als wraak drong hij op 24 juli 1941
met een groep medestanders de Burgemeesterskamer binnen,
molesteerde de burgemeester en liet zich met hem
fotograferen, waarbij Oud een geïmproviseerde
vrijmetselaarschort werd voorgehouden. Voor Oud was dit de
aanleiding om af te treden. De Duitsers waren niet te
spreken over Van Burik's acties. Later werd Van Burink
actief in het marktwezen waarbij hij in 1942 de
Sicherheitsdienst wees op Joodse marktlieden, die zonder
jodenster handel dreven. Na dolle dinsdag 5 september 1944
vluchtte van Burink naar Twello, waar hij de
plaatselijke NSB burgemeester assisteerde. Met hem fietste
hij na de bevrijding van Twello in april 1945 naar Utrecht.
Na de oorlog werd hij uiteindelijk tot 6 jaar
gevangenisstraf veroordeeld wegens collaboratie. Na zijn
straf werkte hij als nachtwaker in Rotterdam.
We lopen terug. Op het smalle deel van
het plein aan de linkerzijde...
...op nr. 16 staat de voormalige woning
van J. van Stolk. In deze woning was een tijdlang het
hoofdkwartier van de Operatie Centrum van de Raad van Verzet
gevestigd. In deze beweging speelde Ed. Hoogeweegen,
directeur van de jeneverdistilleerderij Hulstkamp op het
Noordereiland een belangrijke rol. Omdat de familie Stolk in
het huis de prentenverzameling "Atlas van Stolk" bewaarde
was het makkelijk om geheime documenten te verstoppen tussen
de historische prenten en kaarten. De Duitsers hadden de
verzameling zelfs een beschermde status toegekend. Na de
oorlog is de verzameling opgenomen in het Historisch Museum
Rotterdam.
We slaan de Beukelsdijk rechtsaf in en
slaan vervolgens de eerste straat linksaf in, de Frans van
Borselenstraat. Vervolgens rechts de Beatrijsstraat in en
lopen tot de kruising met de Graaf
Florisstraat.
In de Beatrijsstraat werd op 4 mei 1942
een aanslag gepleegd op J. Breugem, dicht bij diens woning.
Breugem was chef van Groep 10. Dit was een
onderdeel van de politie dat direct onder de door de
Duitsers aangesteld hoofdcommisaris Boelstra viel. Groep 10
was na een paar reorganisaties voortgekomen uit de Politieke
Inlichtingendienst van de Gemeentepolitie. Groep 10 had als
taak om mensen op te sporen en aan te houden, die door de
Duitse bezettende instanties (hoofdzakelijk
Sicherheitspolizei en SD) gezocht werden. Dit waren o.a.
verzetsmensen, personen die hulp boden aan joden en
andere onderduikers, mensen die zich tegen de Duitsers
hadden uitgelaten, mannen die de Arbeitsdienst ontliepen,
mensen die naar de radio luisterden en tal van andere
illegale activiteiten. Onder leiding van Breugem werd de
groep een brute bende, die meedogenloos achter tegenstanders
aanjoeg en geweldadige verhoren afnam. Daarom werden Breugem
en zijn ongeveer 30 man sterke organisatie een belangrijk
doelwit voor het verzet. Breugem overleefde de aanslag, maar
was bijna 8 maanden uit roulatie.
Links op Graaf Florisstraat nr 45
staat de voormalige huishoudschool, nu een bejaardentehuis
voor Chinese ouderen. Hier kregen in de hongerwinter van
1945 kinderen, die sterk aan ondervoeding leden een halve
liter bijvoeding per week. Eind 1944 verslechterde
de voedselsituatie in Rotterdam dramatisch. Door de
spoorwegstaking kon voedsel de stad niet meer bereiken.
Vervoer over water was door de Duitsers verboden als
represaille voor de
steun van de bevolking aan de geallieerden. Toen dit
transportverbod werd opgeheven waren de vaarwegen, vanwege
het extreem koude weer bevroren en was het dus te laat om de
steden in het westen te bevoorraden. Dit gold zowel voor
voedsel als voor brandstof. Rotterdammers vochten om sintels
uit de trambaan en schraapten gamellen van de gaarkeukens
leeg. De bomen werden uit de straten gerooid en toen die op
waren begon men aan de houten deuren in huis. Rotterdammers
trokken er met karren op uit naar het platteland om voedsel
direct bij boeren op te halen. Sommigen gingen zover
als de Veluwe. Onderweg liep men het risico beroofd te
worden. Door de honger en de schaarste kwam het
maatschappelijk leven tot stilstand, vervuilde de stad en
haar inwoners en bladderde de beschaving af. Duizenden
Rotterdammers stierven aan de gevolgen van ondervoeding.
We steken de Graaf Florisstraat over
en lopen de Witte van Haemstedestraat in. De volgen
deze rechts verder tot het Middellandplein.
Dit plein werd regelmatig gebruikt voor
het afnemen van parades en het houden van redevoeringen. Zo
sprak NSB-kameraad Van Burink hier op 29 juni 1941 ter
gelegenheid van de Duitse inval in de Sovjet-Unie.
Tramhalte
lijn
21 en 23
We steken het plein over en lopen de
brede Claes de Vrieselaan in. Deze kruist na enkele
honderden meters de Schietbaanlaan. We slaan de
Schietbaanlaan linksaf in.
Hier stond het Joods Ziekenhuis Megon
Hatsedek en het Israëlitisch Oude Lieden Gesticht. Van
het ziekenhuis is, naast huis nr 42, de toegangspoort
als
monument gerestaureerd. Rotterdam kende sinds de jaren 20
geen echte joodse buurt meer. Die was er wel geweest rond de
Ammanstraat, waar nu het Hilton hotel en De Doelen staan. De
meeste joden trokken in de loop der jaren naar andere
wijken. Met 13.000 joden had Rotterdam de op één na grootste
joodse gemeenschap. Er was ook een georganiseerd joods
gemeenschapsleven. De hier genoemde instellingen maakten
daar, samen met andere onderwijs en welzijnsinstellingen
deel van uit. Vanaf begin 1941 begonnen de Duitse bezetters
hun plannen voor de marginalisering en uiteindelijke
vernietiging van het Joodse volksdeel ook in Rotterdam uit
te voeren. De Joden werden door een reeks van maatregelen
uit het openbare leven geïsoleerd: ze verloren hun baan,
werd de toegang tot openbare gelegenheden ontzegd,
mochten zich niet meer op markten en belangrijke straten als
de Coolsingel, Goudsesingel, Binnenweg, Heemraadssingel en
Matheneserlaan begeven enz. Medio 1942 begonnen de Duitsers
met het afvoeren van joden naar de vernietigingskampen.
Tussen juli en oktober 1942 werden ruim 5000 joden op
transport gezet naar, wat men "werkkampen" noemde. Na
oktober 1942
vonden er geen grootschalige deportaties meer plaats. Op 26
februari 1943 bereikte de vervolging weer een nieuw
dieptepunt. Op die dag werden de patiënten van het
ziekenhuis en de bewoners van het gesticht door de
Ordnungspolizei en Nederlandse SS'ers afgevoerd naar Loods
24 (waarover later meer) op Rotterdam Zuid. Daar werden ze
in veewagons gelegd en op transport naar de
vernietigingskampen gezet. Het personeel weigerde de
patiënten in de steek te laten.
Aan het plein, op de hoek met de
Bellevoystraat, zien we op het hoekpand op de gevel een
portret van een vrouw. Het stelt de zangpedagoge en
logopediste Branco van Dantzig (1870-1942) voor. Zij wordt
beschouwd als een van de grondleggers van het Nederlandse
spraakonderwijs. Naast haar werk aan scholen voor
onderwijzers en leraren van de Toneelschool greep Branco van
Dantzig iedere mogelijkheid aan om te pleiten voor beter
spreekonderwijs, voor betere hulp aan kinderen en volwassen
met spraakgebreken. Zij ijverde voor de verbreding en
professionalisering van de logopedie. Zij woonde tot 1935
aan de 's Gravendijkwal (pal achter het plein) en hield daar
ook praktijk. Na haar pensionering verhuisde zij naar
Amsterdam om onderzoek te gaan doen in in het Laboratorium
voor experimentele Fonetiek van de Universiteit van
Amsterdam. In die stad werd ze medio september 1942 opgepakt
en gedeporteerd naar Westerbork. Vandaar werd ze op
transport gesteld naar Auschwitz waar ze vrijwel
onmiddellijk na aankomst is vermoord.
We keren om en lopen terug naar de
Claes de Vrieselaan en slaan die linksaf in. Vervolgens
slaan we verderop rechtsaf de Robert Fruijnstraat
in.
Aan de rechterzijde zien we op nr. 35 een
voormalig klooster voor Franciscaner nonnen. Aan de
religieuze oorsprong van het gebouw herinnert het Mariabeeld
in de timpaan (de driehoek boven in de gevel) van het
gebouw. Hier waren in de meidagen van 1940 Nederlandse
militairen gelegerd. Op 11 mei 1940 voerde de Luftwaffe, de
Duitse luchtmacht, een bombardement uit op deze legering.
Daarbij vielen de eerste burgerslachtoffers in Rotterdam ten
gevolge van een bombardement.
We lopen de Robert Fruinstraat uit tot
de Heemraadsingel. We slaan rechtsaf. We lopen tot aan de
2e Middellandstraat. We slaan linksaf en meteen
rechtsaf.
Op Heemraadsingel 165 speelde zich
op 9 maart 1943 een nogal triest geval verraad af. Het huis
was gevorderd op de joodse familie Oostra, die was gevlucht
en stond permanent ter beschikking van de Sicherheitsdienst.
Op die dag leidde de beruchte collaborateur,
dubbelspion en provocateur Anton van der Waals leden van een
Delftse studentenverzetsgroep in een door hem opgezette val.
Van der Waals was geïnfiltreerd in het verzet en verleidde
de studentengroep onder leiding van de 23-jarige Willem
Pahud de Mortange om naar dit adres te komen voor de
levering van wapens. De groep had al eerder aanslagen
gepleegd op spoorweginstallaties. In de woning hadden
zich echter tiental leden van een Festnahmekommando van de
Sicherheitsdienst (SD) verscholen die de nietsvermoedende
studenten gevangennamen. De studenten zijn uiteindelijk
geëxecuteerd. Van der Waals was een zogeheten V-mann
of Vertrauensmann (er waren ook V-Frauen),
die in opdracht van de Sicherheitsdienst infiltreerde in
verzetsgroepen, om die dan op een gegeven moment aan de SD
te verraden. Weinigen waren zo succesvol in het winnen van
het vertrouwen van verzetsmensen en helpers van onderduikers
als deze Van der Waals. De in 1912 in Rotterdam geboren Van
der Waals lukt het na het voltooien van de MTS niet om aan
een vaste baan te komen. In 1934 sluit hij zich aan bij de
NSB. In 1940 krijgt hij werk bij een elektrotechnisch
bedrijf, waar hij een aantal uitvindingen zegt te hebben
gedaan. Of de vondsten van hemzelf zijn is niet zeker. In
april 1941 komt hij in contact met Kriminaldirektor
Schreierder van de SD. Deze zet hem vier jaar lang in als
goedbetaalde V-mann. Doordat hij over het vermogen beschikte
het vertrouwen van zelfs de meest argwanende illegale
werkers te winnen, wist Van der Waals velen te doen geloven
contacten met de Britten te onderhouden. Zelfs beweerde hij
als geheim agent door Londen naar Nederland te zijn
gestuurd. Ook zou hij verzetsmensen daarheen kunnen
smokkelen. Aangezien op dat moment vrijwel iedere verbinding
met Groot-Brittannië ontbrak, slaagde hij er op deze wijze
in vele illegale organisaties binnen te dringen. Hij bleek
bijzonder waardevol voor zijn Duitse opdrachtgevers en
ontving zelfs een Duitse onderscheiding: het Adelaarskruis
derde klasse. Tientallen verzetsmensen en door de Britten in
Nederland gedropte agenten werden door toedoen van Van der
Waals aan de Duitsers verraden en vervolgens geëxecuteerd.
Het verzet begon hem uiteindelijk toch te verdenken. Daarom
werd een aanslag op zijn leven geënsceneerd en werd hij
doodverklaard. Voor het opsporen van de niet-bestaande
daders werd een beloning uitgeloofd. Vanaf eind 1943 maakte
de SD geen gebruik meer van Van der Waals. Hij vestigde zich
in Loosdrecht onder valse naam en nam een huisknecht aan. Na
10 maanden schoot hij deze huisknecht dood en nam diens
identiteit aan. Kort na de bevrijding meldde hij zich bij de
Canadese troepen, die hem aan de Britse contra-spionalge
uitleverden. Die zetten hem vervolgens in Duitsland in tegen
ondergronds gegane nazi-groepen, waarvoor de geallieerden
een irreële angst hadden. Later werd hij ook tegen de Russen
ingezet. Onder druk van Rotterdamse slachtoffers van de
agent drong Nederland op uitlevering van Van der Waals,
hetgeen in 1947 gebeurde. Tijdens zijn proces ontkende hij
alle beschuldigingen en verwees hij naar een mystieuze Emile
Verhagen van de Britse geheime dienst die hem opdrachten zou
hebben gegeven. In mei 1948 werd hij niettemin ter dood
veroordeeld voor het verraad van tenminste 83 mensen,
waarvan 38 uiteindelijk zijn omgekomen. Eén nacht voor zijn
executie bekende hij alle ten laste gelegde feiten. Op 26
januari 1950 werd hij geëxecuteerd.
We lopen terug, steken de 2e
Middellandstraat weer over en volgen de Heemraadsingel aan
de rechterzijde
Op nr. 217 was vanaf november
1944 de Aussenstelle van de Sicherheitsdienst
gevestigd. De Sicherheitsdienst was in Nazi-Duitsland de
inlichtingendienst die informatie verzamelde over
tegenstanders van het regime. De Sicherheitspolizei
(Sipo), die hier ook gevestigd was, voerde de arrestaties
uit. Ook in de bezette gebieden als Nederland, had de onder
Richard Heydrich ressorterende dienst een organisatie. In
Nederland stond de organisatie onder leiding van de Höhere
SS und Polizeiführer H.A. Rauter. Het hoofdkwartier, Die
Zentrale was in Den
Haag. In Rotterdam was een Aussenstelle
gevestigd, die van oktober 1942 tot april 1945 door de
fanatieke H.J. Wölk werd geleid. De SD en Sipo hielden zich
bezig met het bestrijden van de brede groep tegenstanders
zoals verzetsgroepen, spionnen, communisten, religieuze
groepen, joden, homo's, zigeuners, vrijmetselaars en
koningsgezinden. De SD bracht het verzet grote schade toe
door bijvoorbeeld, op basis van via zogenoemde
V-männer (undercover agenten, door het verzet
"loenenaars" genoemd) verzamelde inlichtingen, verzetsmensen
te arresteren, te martelen en uit te horen en vervolgens te
executeren. In oktober 1944 drong het verzet, na een reeks
van arrestaties, er bij de geallieerden op aan om de
Aussenstellen in Amsterdam en Rotterdam te
vernietigen. De Royal Airforce was huiverig, omdat
de SD vestigingen in woonwijken lagen en gebleken was dat
bombarderen in die tijd zeker geen precisiewerk was. De
Nederlandse regering in ballingschap drong echter aan en op
26 november werd het Amsterdamse kantoor gebombardeerd.
Daarbij vielen 54 dodelijke slachtoffers in de omgeving en
slechts 4 SD'ers. Het gebouw werd slechts half verwoest. Na
lang wikken en wegen gaf de regering toch toestemming voor
een aanval op het Rotterdamse kantoor, dat zich toen aan de
overzijde van de singel op nr 226, op de hoek met de
Mathenesserlaan bevond (zie foto). Ook dit bombardement was
geen groot succes. Op 29 november werd de aanval
uitgevoerd. Het gebouw werd niet geraakt, maar door de
luchtdruk wel beschadigd. 11 gevangenen konden ontsnappen.
In de omgeving vielen 23 doden. Het archief bleef intact en
de SD verhuisde naar dit adres op nr 217. In 1987, ruim
veertig jaar later, moest één van de bommen, die als
blindganger in de Bellevoystraat was beland, wegens
nieuwbouw onschadelijk worden gemaakt. Deze werd bekend als
de "Bellebom". Na de bevrijding deed het gebouw nog dienst
als hoofdkwartier voor de Canadese troepen in Rotterdam. Het
gebouw op nr 226 is later gesloopt en vervangen.
Op 21 december 1944 beraamde het verzet,
de Landelijke Knokploegen, een poging om 5 arrestanten te
bevrijden uit het nieuwe onderkomen van de SD, hier op nr
217, en het gebouw in brand te steken. De actie werd
uitgevoerd toen het personeel het Joelfeest, een
Germaans soort middenwinterfeest, vierde. De actie was
een complete mislukking. Als represaille werden 9 gevangen
doodgeschoten. Meer Todeskandaten had men op dat
moment niet in arrest.
We lopen iets verder
Op nr 233 was het kantoor van de
firma Ostbau Knijff gevestigd. Dit bedrijf voerde
veel werk uit voor de Duitse Wehrmacht, zoals het
graven van militaire stellingen, schuttersputjes en -
belangrijk in Rotterdam - vanaf september 1944 werd
ingeschakeld bij de ondermijning van de Rotterdamse
haveninstallaties, als voorbereiding voor vernieling van de
havens voor de dreigende opmars van de geallieerden.
Algemeen werd er vanuit gegaan dat de geallieerden grote
waarde toekenden aan het innemen van de haven van Rotterdam
als punt van bevoorrading voor de eigen troepen. Het verzet
wilde de voorbereidingen voor de vernieling van de haven
dwarsbomen. Op 30 september 1944 ging de knokploeg van Jos
de Groot over tot drastische actie. Zij overvielen het
kantoor van Knijff. Knijff was er zelf niet, maar de
bedrijfsleider en de personeelschef werden ingespoten met
cyaankali en vervolgens doodgeschoten. Een Duitse bezoeker,
die zich Bauführer noemde onderging het zelfde lot.
Aanwezige personeelsleden en dagloners werden afgeranseld en
moesten de lijken aanschouwen. Vervolgens ging men er met de
personeelsadministratie vandoor. In de dagen erna kregen
personeelsleden een brief thuisbezorgd, waarin met ernstige
maatregelen werd gedreigd als men het werk voor de Wehrmacht
voortzette. Directeur/eigenaar Knijff werd later
geliquideerd. Het korte termijn effect op de putjesgravers
was aanzienlijk, maar op langere termijn won de behoefte aan
geld en eten het steeds vaker van de angst. Binnen het
verzet werd actie vanwege zijn driestheid door de leiding
afgekeurd.
Een paar deuren verderop...
...op nr 237 was vanaf 28 juni 1941 het
districtskantoor van de NSB gevestigd. Op die dag
werd het door de nationale leider Anton Mussert zelf
feestelijk geopend met een defilé van de WA, de weerafdeling
van de NSB, een soort ordedienst. Voor de Duitse inval had
de NSB in Rotterdam ruim 2500 leden, wat relatief meer was
dan het landelijke beeld. Na de bezetting steeg het ledental
naar ruim 4700, waar landelijk de aanhang verdrievoudigde.
De relatief geringe toename van het ledental heeft
waarschijnlijk te maken met het sterk anti-Duitse gevoel in
de stad ten gevolge van de verwoesting van de Rotterdamse
binnenstad op 14 mei 1940 tijdens het grote bombardement.
Vanaf medio 1940 was de NSB duidelijk zichtbaar op straat
met verkopers van de partijkrant Volk en Vaderland,
beschermd door de zwartgeüniformeerde WA'ers. Hoewel de NSB
niet zonder meer door de Duitsers het bestuur kreeg
overgedragen, werden wel steeds meer NSB'ers op
sleutelposities benoemd. Zeker na de benoeming van een
NSB'er tot burgemeester in 1941.
Op 8 mei 1945, 3 dagen na de ondertekening
van de Duitse capitulatie, trokken
Canadese troepen Rotterdam binnen. In de tijd, die
verstreek tussen de capitulatie en de intocht der Canadezen,
hadden verzetsmensen van de Binnenlandse Strijdkrachten, die
onder bevel stonden van Prins Bernhard, de orde - met vallen
en opstaan - hersteld en gehandhaafd. De Canadezen sloegen
hun bivak op diverse plaatsen in de stad op, waaronder de
Heemraadsingel. Zij trokken daar veel belangstelling. 21
juni, na ruim zes weken vertrokken de bevrijders weer.
We lopen door tot de Mathenesserlaan en
slaan linksaf de Heemraadsbrug over. Aan de overzijde van
de singel slaan we rechtsaf. We lopen tot de Nieuwe
Binnenweg en slaan links af.
Tramhalte
lijn
4
Aan de recht erzijde
op
nr 326, waar nu het Evangelisch centrum Europoort zit was de
bioscoop Capitol Theater gevestigd. Op 1 oktober
1943 werd hier de eerste grote razzia gehouden. Door de
tegenslagen aan het oostfront moest Duitsland steeds meer
mannen in actieve krijgsdienst oproepen en naar het front
sturen. Hierdoor kwam de productie in de industrie en de
landbouw in Duitsland in gevaar. Om deze leemte in de
arbeidsmarkt te vullen werden in bezette gebieden
arbeidskrachten geworven. Aanvankelijk op vrijwillige basis,
maar dat leverde weinig op. Toen de nood hoger werd volgde
er gedwongen tewerkstelling. Eerst door zogenaamde
uitkamacties van bedrijven, waarbij niet-absoluut
noodzakelijke werknemers moesten worden aangewezen voor
uitzending. Ook deze acties, die liepen van april 1942 tot
april 1943, werden gesaboteerd door de bedrijven en hadden
weinig succes. Vanaf mei 1943 gingen de Duitsers over tot
het oproepen van jaarklassen van mannen tussen 19 en 40
jaar. Dit werd de Arbeitsinsatz genoemd. Op de bewuste
oktoberavond werd het theater afgegrendeld en drong de
Ordnungspolizei, ondersteund door de Nederlandse politie het
theater binnen en werd gericht gezocht naar mannen die de
Arbeitseinsatz hadden ontdoken of die ongeoorloofd te vroeg
naar huis waren gegaan. Nederlandse militairen waren in 1942
opgeroepen om opnieuw in krijgsgevangenschap te gaan. Ook op
hen werd gejaagd net als op joden en de zogenaamde
"Plutocratenzoontjes". Dit waren zonen van welgestelde
Rotterdammers die met Arbeitseinsatz moesten boeten voor de
aanslag door het verzet op de oud-stafchef van het
Nederlandse leger Seyfardt, die door Mussert tot gemachtigde
voor het Vrijwillgerslegioen was benoemd, dat met de
Duitsers aan het Oostfront streed.
Tramhalte
lijn
4
We lopen door tot de Claes de
Vrieselaan en slaan linksaf. Vervolgens slaan we de tweede
straat rechtsaf, de Mathenesserlaan in. Wij volgen die tot
voorbij de stoplichten op het kruispunt met de 's
Gravendijkwal.
Even verderop aan de rechterhand
op nr. 208 staat het gebouw van het Riagg Rijnmond.
Hier stond in 1943 nog het Joodse weeshuis
Ezrath Jethoniem. Op 26 februari 1943,
tegelijkertijd met de ontruimingsactie
op het Joodse ziekenhuis, werd ook het weeshuis ontruimd en
werden de wezen op transport gesteld naar de
vernietigingskampen in Polen. Een plaquette aan de
gevel herinnert hieraan.
We vervolgen onze wandeling
over de Mathenesserlaan. Wij kruisen de Nieuwe Binnenweg
en later bij de stoplichten ook de Rochussenstraat.
Rechts om de hoek op Rochussenstraat 77 woonde
bioscoopeigenaar Abraham Tuschinski, toen
hij op 1 juli 1942 werd opgepakt en via Westerbork naar
Auschwitz werd gedeporteerd. Hij wordt bij aankomst in het
concentratiekamp in zijn geboorteland Polen op 17 september
meteen vergast. Tuschinski kwam in 1904 als arme kleermaker
naar Rotterdam, waarschijnlijk met de intentie om naar Amerika
te emigreren. Hij bleef hier "hangen" en begon een
kleermakersatelier en later een pension voor Poolse
landverhuizers. In 1911 startte hij met flimvertoningen aan de
Coolvest. In 1912 opende hij zijn eerste echte bioscoop aan de
Hoogstraat: Thalia. Er zouden nog 3 theaters in Rotterdam
volgen. In 1921 opende hij er een in Amsterdam en in later ook
in Den Haag. Bij het bombardement verloor hij zijn vier
Rotterdamse theaters aan de brand. Zijn Amsterdamse en Haagse
theaters werden onteigend. Zijn woning boven een van de
Rotterdamse bioscopen was hij ook kwijt waardoor hij met zijn
vrouw en kind bij zijn minnares introk op dit adres.
Vluchtpogingen mislukten, omdat hij werd opgelicht. Verraad
leidde waarschijnlijk tot zijn arrestatie.
Voorbij de stoplichten gaan
net voorbij het Nieuwe Instituut linksaf het Museumpark
in.
We lopen nu in het voormalige
Land van Hoboken. Dit gebied was tot 1924 privé eigendom van
de redersfamilie Van Hoboken. Het was een stuk platteland
midden in de stad. Pas in 1924 werd het door de familie aan
de gemeente verkocht. Tijdens het Duitse bombardement van 14
mei 1940 namen inwoners van de binnenstad hier hun
toevlucht om aan de vlammen te ontkomen.
Iets verderop zien we links de
Jongkindstraat met de typische modernistische villa's. Deze
stonden er tijdens het bombardement ook al. De bewoners
keken toen nog uit op een polderlandschap van het Land van
Hoboken. Toen zich een menigte vluchtelingen verzamelde op
de weilanden besloot mevrouw Sonnenveld, die in de
gelijknamige villa woonde (meest verafgelegen woning van
hieraf gezien) om de mensen van eten en drinken te voorzien.
Wel met het oude servies.
Rechts zien we het museum
Boijmans van Beuningen. Het museum, dat sinds 1935 in
dit voor dit doel gebouwde gebouw was gevestigd, kwam
de oorlog ongeschonden door. In die tijd was Dirk Hannema
directeur van het museum. Hij was in 1921 op 26 jarige
leeftijd benoemd
tot directeur van het museum, dat onder zijn leiding zou
uitgroeien tot een kunstverzameling van nationaal en
zelfs internationaal belang. Particulieren en bedrijfsleven
wist hij te overtuigen van het belang van het museum voor de
cultuur van Rotterdam. Met name de 'havenbaronnen' W. van
der Vorm en D.G. van Beuningen stimuleert hij schenkingen en
bruiklenen te doen in ruil voor adviezen bij de opbouw van
hun privé-verzamelingen. Tijdens de oorlog staat Hannema
sympathiek tegenover de nieuwe Duitse orde en gaat op in de
door de Duitsers georganiseerde cultuurinstellingen. Hij
wordt bestuurslid van de Nederlandsche Cultuurkring, die op
instigatie van Reichsbeauftragter Seys-Inquart, de hoogste
Duitse bestuurder in Nederland, was opgericht. Ook liet hij
zich in 1943 door NSB-leider Mussert benoemen tot
Gemachtigde voor het museumwezen in Nederland. Hij zei later
op deze wijze het cultuurgoed voor Nederland te willen
behouden. Hij werd echter na de bevrijding in 1945 vanwege
deze bestuursfuncties gearresteerd en gevangengezet in Hoek
van Holland. Later wordt hij vrijgesteld van vervolging,
maar zijn baan als directeur van het museum is hij
kwijt.
Hannema speelde ook een
(bescheiden) rol in de kwestie rond de Koenigscollectie.
Franz Koenigs was een Duitse zakenman, die zich in Nederland
had gevestigd. Hij was ook kunstverzamelaar en had een grote
collectie opgebouwd. Na de financiële crisis van 1929 en de
daaropvolgende economische depressie raakte hij in
financiële problemen en ging in 1935 een lening aan bij de
Joodse bank Lisser-Rosencrantz. De verzameling werd als
onderpand geleverd, onder voorwaarde dat ze werd uitgeleend
aan museum Boijmans. Hannema vroeg in april 1940 Daniel
George van Beuningen en Willem van de Vorm om de verzameling
ten behoeve van het museum aan te kopen. De bank werd
geliquideerd nadat de eigenaar voor de dreigende Duitse
inval was gevlucht naar de VS. Van Beuningen speelde op de
tijdsnood waarin de joodse bank verkeerde. Uiteindelijk
kocht hij zelf de hele collectie voor 1 miljoen gulden. De
tekeningen in de collectie verkocht hij door aan Hans Posse,
die in opdracht van Hitler kunst
verzamelde ten behoeve van een Führermuseum in Linz, de
Oostenrijkse stad nabij Hitlers geboorteplaats Braunau. De
rest van de collectie belandde in museum Boijmans. Aan het
einde van de oorlog raakte de collectie tekeningen in
Russische handen. Op basis van de Joint Declaration van de
geallieerden in 1943 zouden alle verkopen aan de Duitsers
ongeldig zijn verklaard en zouden de tekeningen aan de
Nederlandse staat toevallen. De Russen ontkenden
aanvankelijk de collectie te hebben. In 1987 gaf de DDR al
33 tekeningen aan Nederland. In 2004 kreeg premier
Balkenende nog eens 139 tekening uit de Oekraine los. In het
Poesjkin museum in Moskou zijn nog 307 tekeningen uit de
collectie aanwezig.
Een andere kwestie die de
reputatie van Hannema als kunstkenner schade deed oplopen en
ook met de bezetting te maken had was de zaak rond het
schilderij de "Emmausgangers". Het schilderij was
Hannema via via aangeboden door de kunstschilder Han Van
Meegeren. Hannema, hierin gesteund door andere kunstkenners
herkende in het schilderij een tot dan toe onbekend werk van
Vermeer. Van Meegeren verkocht in de oorlog ook nog een
"Vermeer" aan Reichsmarschall Goering. Hiervoor werd hij in
1945 gearresteerd. Om zijn hachje te redden bekende hij het
aan Goering verkochte schilderij zelf gemaakt te hebben net
als een paar andere, waaronder de Emmausgangers. Om zijn
verhaal te bewijzen maakte hij in gevangenschap nog een
"Vermeer". Uiteindelijk werd Van Meegeren tot 1 jaar
gevangenis veroordeeld. Hij overleed kort na zijn
veroordeling. Hannema is altijd in het echtheid van de
Emmausgangers blijven geloven. Volgens hem was Van Meegeren
niet in staat een dergelijk schilderij te maken. Later
ging hij nog een stapje verder en "ontdekte" nog zes
onbekende "Vermeers". Hij werd echter door niemand meer
geloofd.
De wandeling kan hier afgebroken
worden. Loop dan door tot de Westersingel en sla linksaf
naar het Eendrachtsplein.
De wandeling kan ook voortgezet
worden. Klik hieronder dan op "volgende"
Metro Eendrachtsplein
Tramhalte
lijn
4, 7 en 20
|