In 1389 kreeg Delft toestemming
van graaf Aelbrecht van Beieren (en Holland) om een
vaarverbinding aan te leggen tussen Overschie en deNieuwe
Maas. Zodoende kreeg Delft een eigen vaarverbinding naar
zee, en hoefde Rotterdam geen tol meer te betalen. De
Delftse laken en bierindustrie was sterkop export gericht.
Bovendien was Rotterdam een directe concurrent. Rondom de
sluis tussen de gegraven Delfshavense Schie en de Maas
ontstond Delfshaven, datressorteerde onder het
stadsbestuur van Delft. De eerste bebouwing vond plaats
aan de (Aelbrechts)Kolk en de (Voor)haven. In 1451 werd
een tweede haven gegraven. Hetplaatsje groeide tot 1488
toen tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten grote
verwoestingen werden aangericht. Ruim een eeuw later in
1572 namen dewatergeuzen Delfshaven in in hun opmars naar
Rotterdam. Een week later namen de Spanjaarden Delfshaven
in en legden het in de as. Naast oorlogsgeweld, was ookhet
beleid van de stad Delft een belemmering voor de groei van
Delfshaven. Na de brand in Delft van 1536 was het
stadsbestuur bang dat veel bedrijvigheid zichnaar
Delfshaven zou verplaatsen, vanwege de gunstigere ligging.
Daarom nam Delft een aantal beperkende maatregelen.
Allerlei scheepvaart activiteiten werdenverboden. Dit
speelde Rotterdam in de kaart. Tot het einde van de
zeventiende eeuw vormde de visvangst de belangrijkste
inkomstenbron. Haring was de belangrijkste vis
(grotevisserij), maar ook er werd ook aan walvisvaart
gedaan (kleine visserij). De uitvinding van het
haringkaken in de vijftiende eeuw, maakt het mogelijk
deharing te conserveren. De haring kon zo over grote
afstanden worden geëxporteerd naar het buitenland.
Eigenlijk was de haringvisserij, de enigebedrijfstak die
voor de achttiende eeuw in Delfshaven tot bloei kon komen In 1638 vertrokken tien
bezitters van haringschepen met 36 schepen naar Rotterdam.
Delfshaven verloor hierdoor bijnade helft van zijn
haringvloot. Geschrokken door deze massale verhuizing
wijzigde de stad Delft haar houding. De beperkingen uit
1536 werden opgeheven.Delfshavenaren hadden nu meer
vrijheid om hun bedrijf uit te oefenen met uitzondering
van het bierbrouwen. Zo kwamen er zoutketen,
kuiperijen,scheepswerven en taanderijen. De VOC (Verenigde
Oostindische Compagnie) breidde het aantal loodsen en
werven uit (in 1746 uitgebrand). Aan het einde van
dezeventiende eeuw begon de opkomst van de
jeneverindustrie. Delfshaven had niet minder dan 22
stokerijen. Ten behoeve deze nieuwe industrie werden aan
de randenvan Delfshaven windmolens voor het malen van
mout. Tijdens de Bataafse revolutie
van 1795 zag Delfshaven zijn kans schoon om zich los te
maken van Delft. Maar Delft ging nietaccoord en er werd
een compromis bereikt waarbij Delfshaven meer zeggenschap
kreeg over de eigen aangelegenheden. In 1811 kwam
Delfshaven definitief los vanDelft. Delfshaven kreeg een
eigen stadswapen waarin ondermeer de visserij en de
jenever werden verwerkt. In 1825 werd Delfshaven een stad
te voeren en werd ookSchoonderloo, de Coolpolder (nu het
Oude Westen) en de Bospolder bij de nieuwe gemeente
gevoegd. Na de verzelfstandiging
stagneerde de economie. De VOC was in 1792 opgeheven en de
haven begon te verzanden. Veel scheepvaartverplaatste zich
naar Rotterdam. De financiële nood werd steeds hoger en
het stadje zocht toenadering tot Rotterdam. Aanvankelijk
was die stad nietgeïnteresseerd in het verarmde stadje.
Aan het eind van de 19e veranderde Rotterdam
van mening, omdat Delfshaven verdere stadsuitbreiding,
diehoognodig was belemmerde. In 1886 volgde uiteindelijk
annexatie door Rotterdam. Na jaren van verontachtzaming
kwam Delfshaven in de jaren zeventig weer in de
belangstelling en werd een begin gemaakt met derestauratie
van historische gebouwen. Ook werd voorzichtig (na
bewonersprotesten) aan nieuwbouw gedaan. In de jaren
negentig heeft de gemeenteactief de vestiging van horeca
en kunstbedrijven (ateliers en galeries) bevorderd, zodat
historisch delfshaven nu behalve historische waarde ook
eenaantrekkelijk uitgaansleven heeft.
Op
pad in Rotterdam
Historisch Delfshaven