Het Nieuwe Bouwen of Functionalisme

Deze term wordt in de Nederlandse architectuurgeschiedenis tussen 1925 en 1940 gebruikt maar is nooit scherp afgebakend van Nieuwe Zakelijkheid en Internationale Stijl. Het gaat niet zo zeer om een nieuwe bouwstijl, maar meer een nieuwe bouworganisatie, die tegemoet moest komBergpolderflat (Van Tijen, Brinkman, v.d. Vlugt), 1932-34en aan de eisen van economische en demografische schaalvergroting. De aanhangers waren van mening dat de enorme bevolkingsaanwas nooit meer adequaat en menselijk gehuisvest kon worden als werd vastgehouden aan de gebruikelijke manier van bouwen. Functionalisme, standaardisatie en schaalvergroting stonden centraal. De geboden oplossingen waren behoorlijk radicaal. Het arbeidershuis was niet langer een afgeleide van de burgerlijke villa, maar iets geheel nieuws. Er werd gericht op collectieve bouw, met aandacht aan praktische indeling, comfort en licht, maar waarbij ook stoep, tuin of plat werd ingeruild voor grote collectieve voorzieningen als park, plein en daktuin. De directe confrontatie met de straat verdween en werd vervangen door een verbinding met de natuur en zonlicht door ruimbeglaasde gevels. Als er van een bouwstijl sprake is kan die is die te herkennen aan de vervanging van zadeldaken,  schoorstenen en donkere gevels door wit pleisterwerk, glas en metaalconstructies. De bouwwerken stonden zwaar op de grond, maar stonden door staal en gewapend beton constructies verheven boven het straatnivo.

De architecten die ertoe gerekend worden, warenVilla Sonneveld (Brinkman, v.d. Vlugt) 1928-1938 beïnvloed door het Bauhaus en LeCorbusier en groepeerden zich in ‘de 8 en Opbouw’ (naar de gelijknamige tijdschriften). Met name Van Eesteren leverde een belangrijke bijdrage tot de stedenbouw. Vertegenwoordigers waren o.a. J.A. Brinkman, B. Bijvoet, J. Duiker, L.C. van der Vlugt, W. van Tijen, J.J. van Loghem en J.J.P. Oud.

Rotterdam kent vele bouwwerken die tot het Nieuwe Bouwen kunnen worden gerekend. Al voor de oorlog werd er al geëxperimenteerd, getuige de wijken Kiefhoek en Witte Dorp van Oud, de Van Nelle fabriek van Brinkman en Van der Vlugt en de Bergpolderflat (1934, eerste gallerijflat in Nederland) van Van Tijen, Brinkman & Van der Vlugt. Ook kent Rotterdam een aantal villa's van deze architecten (m.n. in Kralingen en bij het Museumpark zoals Villa Sonneveld). Na de oorlog hadden de Nieuwe Bouwers veel gelegenheid om in Rotterdam hun Lijnbaanflats (Maaskant), 1954-56 ideeën gestalte te geven. In afwijking van het vooroorlogse functionalisme is er een grote variatie in gebruikte materialen en vormen. Bekendste voorbeeld is de Lijnbaan (Van de Broek en Bakema) en de de flats ernaast (Maaskant) en tal van woningbouwprojecten in het centrum, Kralingen en op Zuid.

 Terug