Architectuur in Rotterdam

 

Rotterdam staat inmiddels wereldwijd bekend om haar moderne architectuur. Met name sinds de jaren 90 van de 20e eeuw is er veel tot stand gekomen in Rotterdam. Vooral de hoogbouw trektBergpolderflat (Van Tijen, Brinkman, V.d. Vlugt) 1932-34 de meeste aandacht en heeft inmiddels onnederlandse en wereldse proporties aangenomen. Architectuurkenners en liefhebbers uit alle windrichtingen komen naar Rotterdam om te zien wat gebouwd is en gebouwd wordt. De sterke aanwezigheid van gedurfde, baanbrekende moderne Bijenkorf (Dudok), 1930architectuur in Rotterdam wordt vaak in verband gebracht met het Duitse bombardement in 1940, waardoor vanaf 1945, m.n. de binnenstad volledig opnieuw moest worden opgebouwd. Dat beeld klopt maar ten dele. Na de 2e wereldoorlog was er uiteraard alle ruimte voor moderne architectuur in de binnenstad en moderne architecten en stedebouwkundigen hebben hun stempel gedrukt op de wederopbouw. Echter, moderne architectuur gaat in Rotterdam verder terug. Al ver voor de oorlog werden er in Rotterdam oude (lelijke en mooie) gebouwen gesloopt om plaats te maken voor moderne nieuwbouw. Architecten als Oud, Dudok, Van den Broek, Brinkman, Van der Vlugt, Maaskant, Van Tijen en anderen hebben reeds in de eerste helft van de 20e eeuw in vernieuwende, meest functionalistische, bouwstijlen tal van gebouwen en woningen gerealiseerd. Ook van stijlen  uit perioden voor die tijd, begin 20e eeuw, zijn er voorbeelden in Rotterdam te vinden, zoals Art Nouveau. Niet dat alle vooroorlogse architectuur inVan Nelle fabriek (Brinkman&Van der Vlugt), 1925-1931 Rotterdam van hoogstaand niveau was. Met name in oude arbeiderswijken uit het eind van de 19e eeuw werd slecht en goedkoop woningen gebouwd om snel te voorzien in woonaanbod voor de grote instroom van arbeidskrachten, die oCentraal Stationp de groeiende Rotterdamse havenindustrie afkwamen.

Tijdens de wederopbouw kregen de functionalisten, die al voor de oorlog in Rotterdam al het een en ander hadden kunnen bouwen, ruim baan. In de jaren 50 en 60 was hun sober, lichte en functionele stijl toonaangevend. Het stelde Rotterdam bovendien in staat in hoog tempo comfortabel en relatief goedkoop de stad weer op te bouwen. In het centrum werden zakelijke activiteiten geconcentreerd. Veel verloren gegane woonruimte kwam hier niet terug. In plaats daarvan werden nieuwe woonwijken aan de rand van de stad ontwikkeld. In de jaren 70 kwam er een kentering. Enerzijds kwam er verzet tegen de eentonige, onpersoonlijke karakter van de functionalistische architectuur. Anderzijds kwam men er achter dat het centrum zonder bewoners wel erg saai geworden was. EersMarkthal Rotterdamte aanzetten om hierin wat te doen waren typische jaren 70 initiatieven met kleinschalige bouwprojecten, waarin een grote variëteit aan bouwvormen werd toegepast in één project, zoals aan de Oude Haven. Pas later in de jaren 80 en 90 durfde men weer grootschaliger en vooral hoger te gaan bouwen. Dit keer niet volgens de functionalistische principes van 20 jaar eerder, maar eerder gewaagder, uitbundiger en meer vertoon van technisch kunnen, waardoor de stad in rap tempo zijn moderne, cosmopolistische uitstraling, compleet met skyline, heeft gekregen. Internationaal vermaarde architecten leverden bijdragen: Foster, Piano, Siza, Jahn. Ook Nederlandse architecten met internationale roem als Quist, Koolhaas en Van Berkel. De stad is verder "verdicht". Open plekken in de binnenstad worden volgebouwd met hoogbouw, zodat de stad compacter wordt. Daarnaast worden gebieden, die hun industriële of havenfuncties hebben verloren, opnieuw ontwikkeld met een mix van werken, wonen en recreatie: Kop van Zuid, Mullerpier, Lloydkwartier en verder in de toekomst het Central District rond het centraal station.