Architecten

Jacob Berend Bakema (1914 – 1981),

Bakema was na zijn studies te Amsterdam en Delft werkzaam op de stedenbouwkundige afdeling van de Dienst Publieke Werken te Amsterdam, werd in de Tweede Wereldoorlog medewerker van het architectenbureau Van Tijen en Maaskant te Rotterdam, na de oorlog bij de Rotterdamse Dienst Volkshuisvesting en werd in 1948 partner in het bureau Brinkman en Van den Broek (vanaf 1951 bureau Van den Broek en Bakema). Al vanaf 1945 betrokken bij de CIAM-congressen, maakte hij vanaf 1953 deel uit van Team 10. In 1963 werd hij buitengewoon hoogleraar in Delft en in 1965 hoogleraar in Hamburg. Van 1959 tot 1963 was hij mederedacteur van het tijdschrift Forum. Bakema streefde naar een bouwkunst die de ‘driedimensionale expressie van het menselijk gedrag’ is, en legde zich speciaal toe op het ontwerpen van steden, stadsdelen en grote complexen. Samen met Van de Broek ontwierp hij in Rotterdam o.a. winkelcentrum De Lijnbaan (1953), Het Montesorilyceum (1957) en was hij betrokken bij de bouw van het Feijenoord Stadion (1934). Van zijn hand zijn in Rotterdam ook bioscoop 't Venster (1947). Daarnaast ontwierp hij het Nederlands paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Osaka in 1970 (samen met Carel Weeber) en maakte ontwerpen voor o.m. het stadscentrum van St. Louis, Mo. (1955), het uitbreidingsplan Delft en het plan Zestienhoven bij Rotterdam. Bakema ontving tal van onderscheidingen (o.m. buitenlandse) en won vele (internationale) prijsvragen.

Projecten in Rotterdam

  • Winkelcentrum De Lijnbaan
  • Montesorilyceum
  • Stadion Feijenoord
  • Bioscoop 't Venster
  • Centrale Bibliotheek

Terug

Pieter Blom (1934-1999)

Blom studeerde bij Aldo van Eyck aan de Academie voor Bouwkunst te Amsterdam en ontwikkelde een eigen pluriforme stijl, waarin hij nieuwe samenlevingsideeën probeerde vorm te geven. Reeds in zijn studietijd ontwierp hij omvattende woonstructuren, ‘georganiseerde kasba's’, waarin hij zijn geprononceerde visie op het toekomstige wonen gestalte gaf: een gestalte opgebouwd van onderuit, vanuit een complexe schakeling van individuele wooncellen. Opmerkelijke ontwerpen waren een Pestalozzi-kinderdorp (Prix de Rome, 1962) en een vakantiedorp te Ibiza (1965). In 1969 realiseerde hij de mensa van de T.H. Twente (nu Universiteit Twente) te Drienerlo, een gebouw dat met zijn ontmoetingsruimten, restaurants, vergaderzalen en diensten als een fragment opgevat is van een Nederlandse kasba. In 1972 bouwde Blom de kasba te Hengelo, een ‘stedelijk dak’ samengesteld uit een dicht woningenweefsel dat op een ‘woud van palen’ rust, en waarvan de begane grond voorbehouden is aan stedelijke functies. Het Speelhuis en ‘woningenwoud’ dat hij vanaf 1976 uitvoerde in Helmond is een nadere uitwerking van dit idee met de boomwoning, een gekantelde kubus op een kolom, als basiselement. In het ‘Blaakse bos’ te Rotterdam (1984) werd dit thema gecombineerd met andere associatieve bebouwingselementen: een woontoren ( ‘Schreierstoren’) en een woningencomplex met bedrijfsruimten ( ‘Spaanse dorp’). Ook in de kunstacademie Minerva in Groningen (1984) vormde het opdelen van de bebouwing in herkenbare elementen een centraal thema.

Projecten in Rotterdam

  • "Potlood"
  • Kubuswoningen
  • Oude Haven

Terug

J.A. Brinkman (1902-1949) en Van der Vlugt (1894-1936)

Prominente architecten van het Nieuwe Bouwen. Hoewel deze stroming zich voornamelijk richtte op massaproductie voor minder draagkrachtigen heeft dit duo in Rotterdam - bij gebrek aan opdrachten - aanvankelijk veel villa’s en bedrijfspanden gerealiseerd. Beroemd zijn de twee geworden met de Van Nellefabriek, waarvoor zij de opdracht kregen van medefirmant Van der Leeuw die zich filosofisch met hun verwant voelde. In Rotterdam bouwde het duo een aantal karakteristieke "witte villa’s": voor Van der Leeuw, zijn mededirecteur Sonneveld, de huisarts Bouvé en de familie Vaes.

Ook een aantal bedrijfspanden zijn door Brinkman en Van der Vlugt gebouwd: Mees en Zonen, het clubhuis van de Rotterdamse Golfclub en de graansilo aan de Maashaven. Op woningbouwgebied is vooral de Bergpolderflat een bekend ontwerp.

Projecten in Rotterdam:

  • Woonhuis voor dr. C.H. van der Leeuw aan de Kralingse Plaslaan (1930)
  • Graansilo Maashaven (1930)
  • Van Nellefabriek (1931)
  • Villa Sonneveld (1933)
  • Stadion Feyenoord (1936)

 

Terug

Johannes Hendrik van den Broek, (1898 -1978),

Van den Broek studeerde aan de Technische Hogeschool te Delft, waaraan hij van 1947 tot 1964 als hoogleraar verbonden zou zijn. Een belangrijk thema in zijn werk vormt de rationalisatie van de woningbouw en van de woningplattegrond. Al voor de oorlog was hij actief in CIAM. Na de oorlog was hij o.m. betrokken bij de oprichting van het Bouwcentrum te Rotterdam (1949) en van de Union International des Architectes (UIA, 1948). Van den Broek vestigde zich in 1927 zelfstandig in Rotterdam, waar de woningbouw aan de Mathenesserplein (1928) en de woonhof Vroesenlaan (1934) tot zijn belangrijkste werken uit die tijd behoren. In 1934 associeerde hij zich met J.A. Brinkman, met wie hij o.a. het Feyenoordstadion (1934–1939) bouwde. In 1951 ontstond het architectenbureau Van den Broek en Bakema, dat in brede kring bekend is geworden door het ontwerp voor de Lijnbaan te Rotterdam (1949–1953), een invloedrijke, maar nu enigszins gedateerde bijdrage tot de moderne ‘town-planning’. De stijl van beide architecten is een voortzetting van het Nieuwe Bouwen van voor de Tweede Wereldoorlog, verrijkt met invloeden van Le Corbusier en het brutalisme. Tot de belangrijkste werken van dit bureau behoren: de gebouwen van de Technische Hogeschool te Delft (1952–1970), het Montessorilyceum te Rotterdam (1958), kerken te Schiedam en Nagele, girokantoren te Arnhem en 's-Gravenhage, woningprojecten te Hengelo, Rijswijk, Amsterdam, Eindhoven en Delft, het torengebouw in het Hansa-Viertel te Berlijn, het raadhuis te Marl. Op het gebied van de stedenbouw ontwierpen de beide architecten o.a. het plan Kennemerland, plannen voor Tel Aviv, Zürich en Ludwigshafen, de ‘Stad op Pampus’ nabij Amsterdam en een city-plan voor Eindhoven.

Projecten in Rotterdam

  • Kantoren/Winkels Mathensserlaan/Nwe Binnenweg
  • Mathenesserplein (kantoren en winkels)
  • Woningen "De Eendracht" (Blijdorp)
  • Woonhuis Gestel, Bentincklaan
  • flat Ungerplein
  • Woonhuis Snoek, CNA Looslaan
  • Eigen woonhuis Ypenhof, Kralingseweg
  • Warenhuis Ter Meulen
  • Winkelpand De Klerk

Terug

Kees Christiaanse (1953)

Kristiaanse richtte in 1989 KCAP op in Rotterdam. Daarvoor had hij gewerkt voor OMA van Rem Koolhaas. Christiaanse heeft een pragmatische aanpak in zowel architectonische als stedebouwkundige opgaven. In Rotterdam ontwerpt hij zowel woningbouw (Red Apple, Witte Keizer) als kantoren (Blaak 31), maar ook hele woonwijken (Stadstuinen, Stadionpark, Wijnhaveneiland). Meest opvallend ontwerp is de snackbar van Bram Ladage op het Binnenwegplein met het grote pepsi-blikje. Christiaanse houdt van het bevorderen van sociale interactie en zet zich af tegen gesloten "gated" gemeenschappen. Gebouwen zijn voor hem socialisatiemachines. Hij vreest dat steden zich gaan ontwikkelen als bomen, waarbij de takken alleen met elkaar verbonden zijn via de stam. Dat is volgens hem voor de broodnodige sociale cohesie en daarmee samenhangende veiligheid essentieel. 

Projecten in Rotterdam

  • snackbar Bram Ladage (1990)

  • herinrichting Boompjes (1990)

  • Winkelcentrum Prinsenland (1990)

  • Basisschool de Pijler (1997)

  • Hogeschool Rotterdam (1998)

  • Stadstuinen (2002)

  • Witte Keizer (2006)

  • Red Apple (2007)

  • Masterplan Wijnhaveneiland (1993-)

Frits van Dongen (1946)

In 1985 richtte van Dongen zijn eigen bureau op, Van Dongen Architekten, waarmee hij zijn eerste opdracht voltooide: het woongebouw Natal in Rotterdam. Een paar jaar later richtte hij met Carel Weeber, Pi de Bruijn en Jan Dirk Peereboom Voller de Architekten Cie op.  Van Dongen is een rationalistische architect net als zijn leermeester Weeber en collega's als bijvoorbeeld Wim Quist. Hij is met namel bekend vanwege een aantal grote woningbouwprojecten die hij met De Architekten Cie realiseerde. Voorbeelden daarvan zijn De Landtong op de Kop van Zuid in Rotterdam.  Ook is Van Dongen als stedenbouwkundige en supervisor actief geweest, zoals bij de woonwijk IJburg in Amsterdam, de spoorzone Delft en bij een stedelijk uitbreiding van Bolzano in Italië. Andere projecten zijn onder meer de Pathé ArenA megabioscoop en de Heineken Music Hall in Amsterddam Zuidoost. Andere werken zijnhet hoofdkantoor van Cap Gemini in Utrecht, in Leeuwarden de stadsschouwburg De Harmonie en in Haarlem de Philharmonie. In Rotterdam ontwierp hij woongebouw De Ruyter op de Müllerpier en de Admiraal in Kralingen. Van Dongen bekleedt een aantal bijzondere hoogleraarschappen. Voor zijn ontwerpen voor De Harmonie, Pathé ArenA, de Heineken Music Hall en Philharmonie kreeg hij in 2006 de BNA Kubus voor zijn oeuvre. Op het moment (2012) is hij ook Rijksbouwmeester.

Projecten in Rotterdam

  • woongebouw Natal (1990)
  • De Landtong (1997)
  • woningen en kantoren Admiraal (2003)
  • woongebouw de Ruyter (1998)

 

Erick van Egeraat (1956)

(Mede)oprichter van bureau Mecanoo uit Delft. In 1995 verlaat hij dit bureau en begint een eigen bureau EEA. Dit ging in 2010 failliet en is voortgezet als Designed by Erick van Egeraat. Na zijn zelfstandigheid was hij vooral succesvol in Oost-Europa en meerbepaald Rusland. Zijn ontwerpen daar stralen vooral de kapitaalkracht van zijn opdrachtgevers uit. "Moderne Barok" wordt soms als typering gebruikt. Van Egeraat laat zich inspireren door mode en design. Zijn uitbundige materiaal keuze zorgt soms voor bouwkundige en beheerproblemen. In Rotterdam is hij vooral bekend voor zijn ontwerp van de Ithushogeschool (nu InHolland) aan de Posthumalaan, dat door royaal gebruik van glas zeer transparant is, maar in de zomer - tot de installatie van een krachtige airco - opwarmde tot 50 graden celcius.  Later kwam daar een uitbreiding bij. In een soortgelijke stijl, maar dan met golvende vormen ziet men terug in het stadhuis van Alphen aan den Rijn. Ook ontwierp hij in Rotterdam een particuliere woning, die bijna archetypisch teruggrijpt op traditionele bouwvormen van een Europees landhuis.

Projecten in Rotterdam

  • zie ook Francine Houben
  • InHolland Hogeschool (2000)
  • uitbreiding Natuurhistorisch Museum (1995)

 

Sir Norman Foster (1935)

De internationaal gevierde architect Foster studeerde architectuur in Manchester en Yale. Aanvankelijk vormde hij met Richard en Sue Rodgers en zijn vrouw Wendy "Team4", totdat hij in 1967 Foster en Partners oprichtte. Het buro heeft vestigingen in Londen, Berlijn en Hongkong en telt ruim 500 medewerkers. Foster kan tot de High-Tech stroming worden gerekend. Deze stroming heeft een industriële benadering van architectuur. De modernste industriële technieken worden toegepast en zijn ook zichtbaar. De ontwerpen benadrukken een herhaling van industriële modules, waarbij vaak geprefabriceerde elementen worden gebruikt. Centraal bij Foster staat het streven naar kwaliteit, in de overtuiging dat de kwaliteit van de omgeving bepalend is voor de kwaliteit van het leven van de mens. Architectuur komt voort uit menselijke behoeften en die zijn zowel spiritueel als materieel van aard. Daarom streeft Foster in zijn projecten een gevoeligheid na voor de cultuur en het klimaat waarin het wordt gerealiseerd. Ook maakt Foster zich zorgen over de duurzaamheid van zijn werken. Niet alleen vanuit ecologische oogpunt, maar ook met het oog op de veranderende eisen die in de loop van de tijd aan een gebouw kunnen worden gesteld.

In Rotterdam bouwde Foster reeds het gebouw van Marine Safety Rotterdam en leverde zijn buro het masterplan voor de inrichting van de Wilhelminapier. In 2000 kwam het World Port Center gereed. Internationaal werd Foster bekend door het kantoor van de Commerzbank in Frankfurt , de Hong Kong & Shanghai Bank in Hong Kong, Stansted Airport bij London, de verbouwing van de Rijksdag in Berlijn, de Millenniumbrug en het SwissRe-gebouw (The Gherkin) in Londen.

Projecten in Rotterdam

  • World Port Center
  • Maritiem Similator Centrum

Terug

M.J. Granpré Molière (1883-1972)

Wordt beschouwd als de grondlegger van de zogenaamde Delftse School. Granpré was sinds 1924 als hoogleraar aan de Technische Hogeschool in Delft verbonden, waar hij school maakte met zijn uitgesproken theorieën over architectuur en stedenbouw. In 1915 had zijn bureau voor een deel het plan gemaakt voor Tuindorp Vreewijk. In 1921 volgde een uitbreidingsplan voor de linkermaasoever en het ontwerp voor het Kralingse Bos. In 1927 werd hij adviseur van de Dienst der Zuiderzeewerken i.v.m. het ontwerp van de dorpen en het landschap van de Wieringermeer. In 1930 bouwde hij in Kralingen Huize de Boogerd, het woonhuis van de bankier Van de Mandele, die initiatiefnemer was geweest voor Tuindorp Vreewijk.

Volgens Granpré moest de architectuur zich te weer stellen tegen de dreigende uniformering en ontmenselijking, die werd veroorzaakt door de industrialisatie en vercommercialisering van de maatschappij. Architectuur moest uitstijgen boven het individuele. Ze moest raken aan een onveranderlijke hogere orde, objectief en onvergankeljk, de eeuwige waarheid. Hij vond het verwerpelijk dat bouwen ondergeschikt zou raken aan overwegingen van technische of economische (en dus tijdelijke) aard. Granpré Molière had zich tot het katholicisme bekeerd en koos Thomas van Aquino als filosofische basis. Dit geloof en filosofie probeerde hij toe te passen in de architectuur en stedebouw. Het praktische nut moest duidelijk zijn in de vorm, maar moest ook gebaseerd zijn in universele normen. Hij vond zijn inspiratie met name in de Hollandse plattelandsbouwkunst, met zijn grote heldere bouwvolumen gevormd door daken en muurvlakken en het gebruik van karakteristiek materieel met ambachtelijke constructie. Ook Romaanse kerken waren een bron waaruit Granpré putte.

Dit alles resulteerde in archetypes voor huizen en kerken, die sterk gebaseerd waren op plattelandstradities. De woonhuizen waren eenvoudig en zonder opsmuk. Kerken en openbare gebouwen werden monumentaal, al school hun schoonheid in de eenvoud.

Projecten in Rotterdam

  • Woonhuis De Boogerd, 's Gravenweg
  • Tuindorp Vreewijk

Terug

Francine Houben (1955)

(Mede)oprichter en creatief directeur van Mecannoo architecten uit Delft. Het bureau Mecannoo is in ruim 25 jaar uitgegroeid tot een organsatie met een internationaal werkveld. Houben ontwerpt woningen, kantoren, theaters en nog veel meer. Aanvankelijk werden Houben en haar bureaugenoten, waaronder haar toenmalige echtgenoot Erick van Egeraath gezien als neo-modernisten. Teruggrijpend naar de modernistische principes, waar die in de jaren 70 en 80 in discrediet waren gebracht door de postmodernisten, die ze te dwingend, grootschalig en onpersoonlijk vonden. Mecanoo werkte vanuit een modernisme dat veel minder dogmatisch was gericht op functie, maar ook waarde toekent aan compositie, contrasten en decoratieve elementen niet uit de weg gaat. Gaandeweg is Mecanoo, als de meeste hedendaagse architecten moeilijk in te passen in een bepaald type van modernisme.

Houben en Mecanoo vestigden hun naam met het winnen van een prijsvraag voor een project jongerenhuisvesting aan het Kruisplein in 1985. Later volgden meer huisvestingsprojecten zoals aan het Tiendplein, Schiemond en Hillekop. Vooral de waaiervorm van dat gebouw gaf aan sociale woningbouw de nodige flair. Op de RK begraafplaats Crooswijk ontwierp Houben een kapel. Grootste project in Rotterdam is het woongebouw Montevideo, dat Houben ziet als een verticale wijk. Met 150m was het in 2005 het hoogste woongebouw van het land. Buiten Rotterdam zijn o.a. de Universiteitsbibliotheek van de TU Delft en het stadskantoor eveneens in Delft in het oog springend. Houben ontwierp ook het geannulleerde Nationaal Historisch Museum in Arnhem.

Projecten in Rotterdam

  • Jongerenhuisvesting Kruisplein (1985)
  • Woontorens Schiemond (1989)
  • Hillekop (1989)
  • Paviljoen Boompjes (1990)
  • Woningen Tiendplein (1990)
  • Eigen woonhuis Kralingseplaslaan (1991)
  • uitbreiding Parkhotel (1992)
  • Ringvaartplasbuurt (1993)
  • Woningen Spangensekade (1998)
  • Woningbouw Landjes (2001)
  • Kapel RK begraafplaats Crooswijk (2001)
  • Montevideo (2005)

 

J. Hoogstad (1930)

Deze architect zette zich net als zijn generatiegenoten Weeber en Quist af tegen de kleinschaligheid van de  structulistische mode van de jaren zeventig. Deze rationalisten wilden niet langer de legitimatie van archtectuur in externe  krachten en bronnen zoeken, maar in een rationeel inzicht in de architectuurdiscipline zelf. Volgens  Hoogstad krijgt de buitenkant van gebouwen onevenredig veel aandacht, terwijl voor hem de ruimtes in een gebouw en de manier waarop ze worden waargenomen veel belangrijker zijn. Zijn motto is: "Archtictuur is niet voor de prentbriefkaart". Bekend werk van hem is het ministerie vanVROM in Den Haag en het stadhuis van Lelystad. In Rotterdam bouwde hij de kantoren van Unilever (Weena) en Ernst & Young (Alexander) en de uitbreiding van de Doelen, alsmede de Hogeschool voor Muziek en Dans.

Projecten in Rotterdam

  • Unilever gebouw
  • Weena Center
  • Conservatorium / Havo Muziek & Dans, Uitbreiding De Doelen
  • Kantoor Ernst & Young (Alexander)

Terug

Rem Koolhaas (1944),

Koolhaas oefende grote invloed uit op het architectuurdebat met zijn ontwerpen, geschriften en lezingen, die zich concentreren op de grote stad. Het bureau dat hij samen met Madelon Vriesendorp, Elia en Zoe Zenghelis oprichtte, heet dan ook OMA: Office for Metropolitan Architecture. Tegenover historiserende of sociaal- en technisch-utopische architectuurbenaderingen stelt Koolhaas een architectuur van de fragmentatie die ingaat op het chaotische, hectische en onbeheersbare karakter van de metropool. Door de ‘culture of congestion’ positief te interpreteren, bracht hij een herwaardering voor de grote stad op gang. In zijn ontwerpen koppelt hij deze denkbeelden aan beelden van de Amerikaanse metropool, die hij op een Europees-intellectuele manier van betekenissen voorziet. Zijn spraakmakende publicatie Delirious New York (1978) vormt hiervan de basis. Belangrijke ontwerpen van Koolhaas zijn: uitbreiding Tweede Kamer in Den Haag (1978); woongebouw in Rotterdam (1980–1982); Parc de la Villette in Parijs (1982–1983). In 1987 won hij de prijsvraag voor het nieuwe stadhuis in Den Haag, maar de opdracht werd uiteindelijk gegeven aan de Amerikaan Richard Meier. In enkele ontwerpen voor zeer grote gebouwen worden de fragmenten in een container-achtige omhulling geplaatst, zoals bij de Sea Tradecenter voor Zeebrugge (1989) en de Bibliothèque Nationale in Parijs (1989). Zijn stedenbouwkundig plan voor het IJ-plein in Amsterdam (1980–1983, begin jaren negentig gewijzigd) heeft de Nederlandse stadsvernieuwing en stadsuitleg beïnvloed. Andere realisaties van Koolhaas zijn: het Nederlands Danstheater in Den Haag (1984–1988); woningbouw op het IJ-plein, Amsterdam (1983–1989); woon- en douanegebouw in Berlijn (1984–1989); villa bij Parijs (1985–1991); woontorens in Groningen (1987–1990); de KunstHAL in Rotterdam (1987–1992), het Byzantium in Amsterdam, een complex woningen, kantoren en winkels (1985) en het Grand Palais in Rijsel (Lille), een gecombineerd zaken- en cultuurcentrum (1990–1994). Meer recent ontwierp hij de Nederlandse ambassade in Berlijn (2002), het hoofgebouw voor de Chinese TV in Beijing (2009) en kantoorgebouw De Rotterdam (gereed 2013). Kenmerkend voor deze gebouwen is de afwisseling in materiaalgebruik waarmee verrassende effecten worden bereikt. In 1992 kreeg hij de Gaudí-prijs, en eveneens, als eerste buitenlander, de Japanse prijs voor het beste gebouw van het jaar (voor zijn woongebouw in Fukuoka). Koolhaas doceerde o.a. in New York en Londen en was hoogleraar aan de TU Delft van 1988 tot 1990.

Projecten in Rotterdam:

  • Busstation (1987)
  • Twee patiovilla’s aan het Onderlangs (1988)
  • de Kunsthal (1992)
  • Museumpark (1993)
  • De Rotterdam (2013)

 

Terug

W. Kromhout Czn (1864-1940)

Voordat Kromhout in 1910 naar Rotterdam verhuisde had hij zijn invloed doen gelden in de Amsterdamse School. Naast zijn architectenpraktijk was hij ook verbonden als docent aan de Academie voor Beeldende Kunst en Technische Wetenschappen. Kromhout was wars van het rationalisme van Berlage. Architectuur moest volgens hem kunstzinnig zijn en naar schoonheid streven. Decoratie vond hij onontbeerlijk. In Rotterdam kreeg hij veel opdrachten van reders en zakenlieden. Naast de functionalistische architectuur met witte muren, glas en metaal bouwde Kromhout massieve uit bakstenen opgetrokken kantoren en bedrijfspanden. Voorbeelden zijn het gebouw van de Scheepvaartvereniging Zuid (1920-22) en het magazijn van Diepenveen en Co.

Projecten in Rotterdam:

  • Vm. kantoor Scheepvaart Vereniging Zuid (SVZ)
  • Magazijn Diepenveen & Co, Pelgrimstraat 
  • Heineken Brouwerij
  • Drukkerij Wyt

 

Terug

Huig Aart Maaskant (1907 – 1977),

Nederlands architect, had met zijn associé Van Tijen een belangrijk aandeel in de wederopbouw en uitbreiding van Rotterdam: flatgebouw aan het Zuidplein (1949), Tuinstad en Zuidwijk. Als zelfstandig architect ontwierp hij o.m. het Groothandelsgebouw te Rotterdam (1948–1951) en het fabrieksgebouw van Tomado te Etten-Leur (1955). In 1957 richtte hij het architectenbureau Maaskant, Van Dommelen, Kroos en Senf op, dat o.a. de Euromast te Rotterdam (1961), het Tomadohuis te Dordrecht (1962), de sporthal van de KNVB te Zeist (1964) en het kantoorgebouw van Johnson Europlant te Mijdrecht (1967) bouwde. Bekend zijn ook de pier te Scheveningen (1961, met Dijk en Apon), het Hilton-Hotel te Rotterdam en Amsterdam (1962), het Provinciehuis van Brabant (1971) en het kantorencomplex Rivierstaete (1970–1973) in Amsterdam. Maaskant greep aanvankelijk terug op de principes van De Stijl en van het functionalisme, maar evolueerde in later werk naar een expressionistische vorm.

In 1976 stelde hij een fonds in tot oprichting van de tweejaarlijkse Rotterdam-Maaskantprijs ten bate van personen of instellingen die ertoe hebben bijgedragen architectuur te belichten als sociaal-cultureel gebeuren.

Projecten in Rotterdam

  • Groothandelsgebouw (1951)
  • Euromast (1960)
  • industriegebouw Zuidplein (1960)
  • Hotel Hilton (1964)
  • scholencomplex Technikon (1970)
  • Adriaan Volkerhuis

 

Terug

Willem Jan Neutelings (1959) & Michiel Riedijk (1964)

Neutelings en Riedijk nemen meestal goniometrische vormen als uitgangspunt, en dan meestal kubussen en blokken. Daaruit wordt een gebouw gemaakt als een sculptuur. Er worden stukjes uitgesneden en aangeplakt. Hun gebouwen hebben vaak spectaculaire overstekken. Dit is in Rotterdam goed zichtbaar in het door hen ontworpen Scheepvaartcollege op de Lloydkade en woningbouw op de Müllerpier. Buiten Rotterdam zijn de IJtoren Sporenburg en het Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum typerend voor hun bouwstijl, die ook wel neo-expressionisme wordt genoemd.

  • Scheepvaart en Transportcollege

Jacobus Johannes Pieter Oud, (1890 – 1963)

J.J.P. Oud is een broer van burgemeester  P.J. Oud en studeerde o.a. aan de Technische Hogeschool te Delft; ten slotte deed hij enige maanden praktijkervaring op bij Theodor Fischer in München en vestigde zich in 1912 als zelfstandig architect in zijn geboorteplaats Wassenaar. In die tijd werd hij sterk beïnvloed door Hendrik Petrus Berlage, maar in 1915 ontmoette hij Theo van Doesburg, met wie hij in 1917 tot de oprichters van ‘De Stijl’ behoorde. Er kwam toen een drastische verandering in zijn opvattingen over de architectuur; hij streefde ernaar de strenge principes van De Stijl, wat betreft vormgeving en decoratie in de architectuur, toe te passen. Uit zijn De Stijl-periode stamt o.a. het ontwerp voor een terrasvormige huizenrij langs de Boulevard in Scheveningen (1917) en  Café de Unie in Rotterdam. Na enige jaren brak hij echter met De Stijl wegens de naar zijn mening al te dogmatische opvattingen van Van Doesburg. Hij evolueerde toen naar de ideeën die men meestal aanduidt met de term Internationale Stijl. In deze trant bouwde hij o.a. in de wijken Spangen, Tusschendijken, Oud-Mathenesse en Kiefhoek, alle te Rotterdam, waar hij van 1918 tot 1933 gemeentearchitect was, en een rij eengezinswoningen als bijdrage aan de Weissenhofsiedlung in Stuttgart (1927). In de tweede helft van de jaren dertig leken zijn tamelijk strikte opvattingen over het functionalisme zich enigszins te wijzigen in de richting van een soort classicisme, getuige o.a. het door hem gebouwde hoofdkantoor van de BIM (later Shell-kantoor) in Den Haag (1938–1942). Vrij spoedig daarna echter beperkte hij zich weer volledig tot het functionele bouwen, zoals o.a. blijkt uit het hoofdkantoor van de ‘Utrecht’ in Rotterdam (1954–1960). Een van zijn laatste ontwerpen was dat voor het Congresgebouw in Den Haag (voltooid door zijn zoon Hendrik Emile [geb. 1919]; geopend 1969). Ouds talrijke publicaties, o.a. ook artikelen in De Stijl, hebben bijgedragen tot zijn internationale faam als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de moderne architectuur in Nederland. De Technische Hogeschool te Delft verleende hem een eredoctoraat.

Projecten in Rotterdam:

  • Woningbouwblokken in Spangen (1920)
  • Witte Dorp (1922)
  • Café de Unie (1925. Herbouwd in 1986 aan de Mauritsweg onder supervisie van Carel Weeber)
  • Kiefhoek (1929)
  • Spaarbank van de Stad Rotterdam (1950)
  • Hoofdkantoor "De Utrecht" (1960)

 

Terug

Renzo Piano (1937)

Italiaans architect. Studeerde in Milaan aan de politecnico, waar hij ook tot 1968 doceerde. In 1970 ging Piano een partnerschap met de Engelse architect Richard Rogers aan, die ook met Norman Foster heeft samengewerkt. Net als Foster is Piano ook een "high-tech" architect. Deze stroming heeft een industriële benadering van architectuur. De modernste industriële technieken worden toegepast en zijn ook zichtbaar. De ontwerpen benadrukken een herhaling van industriële modules, waarbij vaak geprefabriceerde elementen worden gebruikt. Ook voor Piano is technologie het uitgangspunt voor zijn ontwerpen. Hij past zijn ontwerpen echter aan uit zorg om het comfort en de behoeften van gebruikers. Samen met Rogers ontwierp Piano een aantal gebouwen in Italië en Engeland. Hun beroemdste gebouw is het Centre Pompidou in Parijs uit 1977. Dit gebouw beoogde sterk te contrasteren met de traditionele omgeving. Later tracht Piano zijn ontwerpen juist te laten aansluiten op de omgeving waarin ze gebouwd worden. Een hoogtepunt in zijn werk is de Menil Collection Museum in Houston (1981-1986) waar veel aandacht aan de (natuurlijke, indirecte) belichting is besteed. Verder ontwierp hij het stadion in Bari (1987-1990) en de Kansai-luchthaven gelegen op een kunstmatig eiland bij Osaka (Japan, 1989). Het New Metropolis in Amsterdam (1992) is Piano's eerste werk in Nederland.

Projecten in Rotterdam:

  • Districtskantoor KPN

 

Terug

Wim G. Quist (1930)

Nederlands architect, studeerde aan de Academie voor Bouwkunst in Amsterdam en was hoogleraar architectonisch ontwerpen aan de TH in Eindhoven (1968–1975) en Rijksbouwmeester (1974–1979). Zijn werk kan beschouwd worden als een gave voortzetting van de Nieuwe Zakelijkheid en wordt ook wel aangeduid met Rationalisme. Zijn heldere, immaterieel aandoende vormentaal is gebaseerd op een zuivere toepassing van de eigentijdse bouwtechniek. Hij ontwierp industriële bouwwerken als de drinkwaterproductiebedrijven Berenplaat (1960–1965) en Kralingen (1974–1976), beide te Rotterdam, en de windtunnel Vollenhove (1975–1980) in 's-Gravenhage. Van het Rijksmuseum Kröller-Müller in Otterlo ontwierp hij de uitbreiding (1970–1977). In 1985 werd zijn Museon in Den Haag geopend, gebaseerd op de maten van het ernaast gelegen Haags Gemeentemuseum van Berlage. In Rotterdam kwamen voorts tot stand o.a. het Maritiem Museum (1987), de Rotterdamse Schouwburg (1988; incl. inrichting en meubilair) en aan de Maas het kantoorgebouw Willemswerf (1988; met schuin gespleten gevel). Voorts ontwierp hij het J.W. Topshuis bij de Oosterscheldedam (1986) en verzorgde hij de verbouw van het Noord-Brabants Museum te 's-Hertogenbosch.

Typerend voor Quists latere ontwerpen is het veelvuldige gebruik van diagonalen. Tot zijn recentere projecten horen het Amstelveense Cobra Museum (1992) en het Museum Beelden aan Zee te Scheveningen (1990) dat opmerkelijk is vanwege de synthese tussen natuur en kunst en de doorzichten van binnen naar zee.

Projecten in Rotterdam
  • Drinkwaterproductiebedrijf Kralingen (1977)
  • aanbouw Laurenskerk (1981)
  • Maritiem Museum 'Prins Hendrik' (1986)
  • Willemswerf (1988)
  • Rotterdamse Schouwburg (1988)
  • Hoofdkantoor Robeco (1991)

 

Terug

Sybold van Ravesteyn (1889-1983)

Van Ravesteyn was aanvankelijk lid van de groep van architecten De 8 die het Nieuwe Bouwen propageerde. Hij vond echter het functionalisme te rigide en beklemmend en vond dat ook aan visuele behoeften tegemoet moest worden gekomen. Hij begon zijn loopbaan voor de Spoorwegen waar hij seinhuisjes ontwierp die veel lof oogsten in functionalistische kring. Door buitenlandse (trein)reizen raakt Van Ravensteyn in de ban van monumentale vormgeving en gebogen lijnen. Zijn gebouwen werden steeds zwieriger. In 1937 kreeg hij opdracht om een nieuwe Diergaarde te ontwerpen in Rotterdam. Hij werkte met moderne materialen als staal en beton, maar zijn bouwwerken zijn toch monumentaal en rijk geornamenteerd. Ook in het Rotterdamse Centraal Station zijn van Ravensteyns uitgangspunten terug te vinden.

Projecten in Rotterdam:

  • Centraal Station (gesloopt)
  • Diergaarde Blijdorp
  • Station Noord
  • Station Hofplein (gesloopt)
  • Station Zuid (gesloopt)

 

Terug