100 jaar architectuur in Rotterdam

1913: Tuindorp Vreewijk

M.J. Granpré Moliere

In 1913 traden enkele Rotterdamse notabelen - waaronder K. P. van der Mandele J. Mees en schrijvend raadslid L.J.C.J. van Ravesteyn naar voren om een ideële daad Lange Geer te stellen: de oprichting van de 'N.V. Eerste Rotterdamse Tuindorp' met als doel: "het stichten en exploiteren van een of meer tuindorpen, bijzonderlijk ten behoeve van de minder gegoede bevolkingsklasse". Dit moest buiten bemoeienis van speculanten geschieden. De initiatiefnemers wisten van Ebenhezer Howards "Garden cities of tomorrow". Howard wilde de groei van de metropool stoppen ten gunste van nieuw te stichten steden van maximaal 30.000 inwoners die op geruime afstand zouden komen te liggen van de moederstad. De tuinstadgedachte was een reactie op de slechte woonomstandigheden van de arbeiders ten gevolge van de industriële revolutie. In eerste instantie kwam die gedachte vooral naar voren bij progressieve fabrieksdirecteuren. Met de bouw van goede woningen in een groene omgeving in aparte dorpen of stadswijken vlakbij de industrie hadden zij overigens niet alleen sociale motieven, maar ook economische. Gezonde arbeiders zijn immers minder vaak ziek en werken harder. In de company-towns kon men de arbeiders ook enigszins in de gaten houden buiten werktijd, wat arbeidsonrust kon voorkomen. In plaats van cafés en bordelen werden er verenigingsgebouwen voor sociaal-culturele activiteiten gebouwd. In Nederland zijn het Agnetapark in Delft, behorend bij de Gist- en Spiritusfabriek, Heveadorp en Heijplaat bekende tuindorpen.

De Rotterdammers wilden echter geen op zichzelf staande tuinstad bouwen, maar een tuinwijk als vorm van stadsuitleg. Het werd een dorp. Berlage leverde het stedebouwkundig plan; Granpré Molière, Verhagen en Kok en BrinkJ. H. Roos & W.E Overeynder bouwden de huizen. De meeste kruisingen zijn T-kruisingen, hetgeen bijdraagt tot het besloten karakter van de wijk. De oorspronkelijk stroompjes en sloten werden gebruikt voor het aanleggen van singels. De oudste kern wordt begrensd door de Langegeer, de Groenezoom, de Boogjes, het Wed, de Groene Hilledijk en de Bree.

Zes jaar na het initiatief werden de eerste woningen opgeleverd. Het dorp was gedacht als een halteplaats tussen het platteland, waar de meeste bewoners-emigranten vandaan kwamen, en de grote havenstad voor de verlokkingen waarvan zij gezwicht waren. In alles werd getracht een omgeving te scheppen die hoorde bij de stad en toch naadloos aansloot bij de herinnering aan het land. Zorgvuldig geproportioneerde straatprofielen, nederige huizen, met aandacht voor de zon, de straat. Alles even doordacht: de bomen. de lantaarns, de tuinen en hun hekken. Zelfs de straatnamen refereren aan een landelijke dorpse omgeving. Behalve arbeiders gingen er ook veel kantoorbedienden, ambtenaren en onderwijzers in Vreewijk wonen. De huurders werden geselecteerd op factoren als werkkracht, een goed gezinsleven, werkgeschiktheid en het bezit van kinderen. 

Bij de Brink - refererend aan het beoogde dorpsgevoel - kwamen enkele centrale voorzieningen zoals het Volkshuis. Aan de Lede bevonden zich ook enkele grotere, vrijstaande woningen, die bedoeld waren voor plaatselijke notabelen. In het woonhuis aan de Lede 37 woonde Lucy Havelaar, directrice van het Zuider Volkshuis. Het huis werd in 2001 gerestaureerd. In de jaren twintig en dertig is het tuindorp nog herhaalde malen uitgebreid. De kern van het nieuwere gedeelte wordt gevormd door de Lede. De uitbreiding van na 1920 vertoond meer rechte straten met gestandaardiseerde woningen. In dit deel zijn ook de eerste etage woningen gebouwd. Een aantal kerken heeft het dorpsbeeld verrijkt. Er was een katholieke kerk aan de Beukendaal van B. de Vries uit 1927. De Nederlands Hervormde Vredeskerk aan de Lede 117 werd in 1933 door Granpré Molière zelf ontworpen. In 1958 werd de Kerk der Heiligen der Laatste Dagen in een groenstrook aan de Mare gebouwd, een ontwerp van H.W.M. Hupkes en W.C. van Asperen.

Granpré Molière, grondlegger van de Delftse School, was achteraf niet helemaal tevreden over het resultaat. Hij vond een "vlucht naar de natuur" niet het juiste antwoord op de bedreigingen van de functionalistische grote stad. Hij zocht het meer in stedelijke oplossingen met "heroïsche en monumentale" architectuur. Bovendien vond hij de architectonische resultaten in Vreewijk, mede door bezuinigingen, wat schamel uitgevallen.

Recentelijk heeft veel renovatie plaatsgevonden, waarbij veelal twee woningen tot één zijn samengevoegd. Ook heeft complete nieuwbouw plaatsgevonden, waarbij ook (lage) etagewoningen zijn toegevoegd.

 

Ook opgeleverd in 1913:

Hoofdgebouw Meneba NV Meelfrabriek M. Brinkman

Andere projecten van Granpré Molière:

In Rotterdam:

Libanon Lyceum 1912
Woonhuis de Boogerd 1930

Elders

Kerk Groot Seminarie Haaren 1939
Kerk OLV van altijd durende bijstand Breda 1953
Raadhuis Oosterbeek 1966



100 jaar Architectuur- overzicht
terug
verder